Van bejubeld fiscaal speeltje naar verguisde financiële molensteen

 
Auteur: Jurgen Holtermans
 

Daar is tie dan: het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Ik heb al eerder over de afschaffing van het pensioen in eigen beheer geschreven toen de contouren op hoofdlijnen door staatssecretaris Wiebes waren geschetst. Een aantal praktische aspecten bleef echter onduidelijk, zodat we noodgedwongen moesten wachten op Prinsjesdag 2016. Want dan zou het wetsvoorstel het licht zien. Inmiddels is het zover.

 

Inhoud van dit artikel

Wat is de kern van het wetsvoorstel?

Welke mogelijkheden heb je ten aanzien van je pensioen in eigen beheer?

Hoe maak je een afweging welke mogelijkheid te kiezen?

Op welke manier is je (ex-)partner in het geheel betrokken?

Compensatie partner

Aandachtspunten in geval van echtscheiding

Specifieke situaties, waarvan sommige nog niet duidelijk zijn

Rekenvoorbeelden

 

Wat is de kern van het wetsvoorstel?

De kern van het wetsvoorstel is dat het pensioen in eigen beheer van het fiscale speelveld verdwijnt. Dat gaat natuurlijk niet vanzelf en daarom krijg je van Financiën een duwtje in de rug. Omdat Financiën heel graag van het pensioen in eigen beheer af wil, maken ze het voor de DGA aantrekkelijk om daaraan mee te werken. We zagen zoiets al eerder bij de levensloop en de ontslagvergoedingen. Vanaf 2017 kun je ook je pensioen in eigen beheer op een fiscaal aantrekkelijke manier afwikkelen. Dat gaat als volgt in zijn werk.

Om te beginnen kun je je pensioenaanspraken of ingegaan pensioen belastingvrij prijsgeven (lees: afstempelen) tot het niveau van de fiscale waarde van de pensioenverplichtingen vóór afstempeling. Klinkt een beetje cryptisch misschien, maar het komt er op neer dat de fiscale waarde van de pensioenverplichtingen, zoals die voor de aangifte vennootschapsbelasting wordt berekend, als uitgangspunt wordt genomen.

Voor zogenoemde kleine vennootschappen – ik bedoel hiermee de kleine vennootschap in de zin van het jaarrekeningrecht ex Titel 9 van Boek 2 BW – worden de pensioenverplichtingen ook vaak tegen de fiscale waarde op de balans in de commercieel jaarrekening opgenomen. Als dat het geval is, merk je in administratieve zin niet echt iets van het prijsgeven. Wel is het zo dat de dividendklem op de winstreserves vervalt. Dit is een belangrijk voordeel van het wetsvoorstel, omdat thans de hogere commerciële waarde van de pensioenverplichtingen de mogelijkheid om dividend uit te keren ernstig beperkt. Bij de zogenoemde uitkeringstoets ex artikel 2:216 BW moet immers vennootschapsrechtelijk met de hogere commerciële waarde van de pensioenverplichtingen rekening worden gehouden. Doe je dat niet, dan keer je in beginsel in strijd met de wet en statuten dividend uit en kun je ook nog eens de fiscus op je weg vinden, die de pensioenaanspraken geheel in de belastingheffing betrekt en bovendien 20% revisierente in rekening brengt.

Terug naar het wetsvoorstel.

Na het prijsgeven kun je vervolgens je pensioenaanspraken tegen de hiervoor bedoelde fiscale waarde van de pensioenverplichtingen gefaciliteerd (lees: met korting) afkopen of omzetten in een lagere periodieke uitkering. Klinkt allemaal prachtig maar het is geen vanzelfsprekendheid dat je ook daadwerkelijk kunt afkopen of omzetten. Het kan ook zijn dat alles bij het oude blijft.

Waar je ook voor kiest, in alle gevallen geldt dat je vanaf 1 januari 2017 geen extra pensioenaanspraken in eigen beheer meer kunt opbouwen. Is daarmee de kous af? Nee, want je kunt wel pensioen (blijven) opbouwen bij een verzekeraar of beroepspensioenfonds (en in uitzonderingsgevallen ook zelfs bij een bedrijfstakpensioenfonds). Daarnaast blijft het ook mogelijk om een oudedagsvoorziening te regelen in de vorm van een lijfrente of door te sparen op een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht, waarvan de premie respectievelijk inleg in box 1 aftrekbaar blijft.

 

Welke mogelijkheden heb je ten aanzien van je pensioen in eigen beheer?

Deze vraag is snel beantwoord maar eenvoudig is anders.

Je hebt de volgende drie mogelijkheden:

 

1. Niets doen

Je behoudt je pensioenaanspraken of reeds ingegaan pensioen zoals je die tot en met 31 december 2016 hebt opgebouwd of reeds krijgt uitgekeerd en je wikkelt ze op grond van een overgangsregeling op basis van wetgeving en mogelijkheden per 31 december 2016 verder af. Dit betekent dat de pensioenverplichtingen jaarlijks actuarieel worden opgerent en de pensioenaanspraken worden eventueel geïndexeerd. Dit laatste uiteraard slechts indien dit in de pensioenovereenkomst is overeengekomen. Te zijner tijd worden de pensioenen uitgekeerd en belast in box 1.

LET OP Er vindt bij deze mogelijkheid geen belastingvrij prijsgeven plaats. De problematiek waar veel DGA’s tegen aan lopen blijft behouden. Denk aan de aanzienlijke waarderingsverschillen tussen de fiscale en commerciële waardering van de pensioenverplichtingen die, ik meld het nog maar een keer, van invloed zijn op de (on)mogelijkheid om dividend uit te keren. De dividendklem blijft namelijk in stand. Denk ook aan de afstortingsproblematiek in geval van echtscheiding, die zich in dit geval dus eventueel in de toekomst kan blijven voordoen.

 

2. Afkopen

Je koopt je pensioenaanspraken of ingegaan pensioen ná het belastingvrij prijsgeven in 2017, 2018 of 2019 gefaciliteerd en in zijn geheel tegen de fiscale waarde af. Tot het moment van daadwerkelijke afkoop behoudt je je premievrije pensioenaanspraken. Deze worden nog actuarieel opgerent en eventueel geïndexeerd, tenzij je je pensioenaanspraken al eerder hebt omgezet in aanspraken ingevolge een oudedagsverplichting, mogelijkheid 3.

Je krijgt op de in de belastingheffing te betrekken afkoopsom een korting. Deze korting bedraagt in 2017 34,5% van de fiscale waarde van de pensioenverplichtingen per 31 december 2015. In geval van een gebroken boekjaar wordt de korting berekend over de fiscale waarde per het einde van het boekjaar dat in 2015 eindigt. Hierdoor wordt de effectieve belastingdruk lager. In 2018 bedraagt de korting 25% en in 2019 19,5%.

LET OP De korting wordt dus niet over de daadwerkelijke afkoopsom berekend. Er wordt ook een gedeelte van de afkoopsom zonder korting afgerekend, namelijk de toename van de fiscale waarde van de pensioenverplichtingen vanaf 1 januari 2016 dan wel vanaf het boekjaar dat in 2015 aanvangt.

NB Als je een ingegaan pensioen hebt, wordt de korting berekend over de fiscale waarde van de pensioenverplichtingen direct vóór het prijsgeven ten tijde van de afkoop en niet per 31 december 2015. Dat leidt in de regel tot een lagere korting.

Anders dan bij andere vormen van (fictieve) afkoop gebruikelijk is, wordt geen 20% revisierente in rekening gebracht.

 

3. Omzetten naar een oudedagsverplichting

Je zet je pensioenaanspraken of ingegaan pensioen ná het belastingvrij prijsgeven in 2017, 2018 of 2019 in zijn geheel tegen de fiscale waarde om in aanspraken of een uitkering ingevolge een oudedagsverplichting.

Ook ná omzetting in een oudedagsverplichting kun je tot en met 2019 de aanspraken ingevolge de oudedagsverplichting gefaciliteerd in zijn geheel afkopen. De afkoopsom wordt dan op eenzelfde manier in de belastingheffing betrokken als een afkoopsom pensioenaanspraken in mogelijkheid 2, derhalve met toepassing van de voor dat jaar geldende korting en zonder revisierente.

De oudedagsverplichting wordt vanaf 1 januari 2017 jaarlijks met het U-rendement opgerent tot je de AOW-leeftijd bereikt. Vervolgens kun je het bedrag van de oudedagsverplichting binnen twee maanden aanwenden voor de aankoop van een direct ingaande lijfrente of afstorten naar een geblokkeerde lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Dit laatste mag overigens ook te allen tijde vóórdat je de AOW-leeftijd bereikt.

Doe je niets, dan ben je verplicht de oudedagsverplichting via de B.V. af te wikkelen en wordt het op dat moment aanwezige bedrag van de oudedagsverplichting in 20 jaar uitgekeerd. Je kunt daarna niet meer alsnog afstorten naar bijvoorbeeld een lijfrenterekening.

Is je pensioen reeds op 1 januari 2017 ingegaan, dan wordt de uitkeringsperiode ingekort met het aantal jaren dat je al AOW ontvangt. Uit eerdere toelichting door Staatssecretaris Wiebes heb ik begrepen dat het de bedoeling is, dat je ook een ingegaan pensioen na het belastingvrij prijsgeven direct zou kunnen afstorten naar bijvoorbeeld een lijfrenterekening, maar dit volgt niet met zoveel woorden uit de tekst van het wetsvoorstel of de toelichting. Dit wordt hopelijk nog opgehelderd.

Je kunt desgewenst tot vijf jaar vóór je AOW-leeftijd tot uitkering overgaan, waarbij de uitkeringstermijn dienovereenkomstig wordt verlengd.

In geval van overlijden wordt het bedrag van de oudedagsverplichting in de resterende periode aan je erfgenamen uitgekeerd, tenzij deze binnen twaalf maanden kiezen voor een lijfrente, een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Overlijden de erfgenamen op hun beurt, dan wordt vervolgens uitgekeerd aan hun erfgenamen tot de volledige uitkeringstermijn van 20 jaar is verstreken.

 

Hoe maak je een afweging welke mogelijkheid te kiezen?

Dat is nog niet zo eenvoudig. Een groot aantal variabelen speelt een rol. Zoals je van ons gewend bent, noem ik er een tiental:

  • Welk box 1 inkomen heb je te zijner tijd nog meer naast je uitkering ingevolge de oudedagsverplichting (voorheen eigen beheer pensioenuitkering) en je AOW?
  • Welke mogelijkheden heeft de B.V. of heb je zelf om de loonheffing over de afkoopsom te voldoen?
  • Staat de pensioenverplichting onder water?
    Zo ja, uitsluitend ten opzichte van de commerciële waarde of ook ten opzichte van de fiscale waarde?
  • Zit de pensioenverplichting in de juiste B.V. of moet die nog worden overgedragen naar een andere B.V.?
  • Heb je al geanticipeerd op het wetsvoorstel en extra pensioen ingekocht?
  • Heb je je extern verzekerd pensioen reeds in 2016 naar de B.V. teruggehaald?
  • Wat ga je met de netto afkoopsom doen?
    Heb je een eigenwoningschuld bij de B.V.? Zo ja, kun je die herfinancieren (om de loonheffing te betalen) of ga je de eigenwoningschuld aflossen?
    Heb je een rekening courant schuld of andere schuld aan de B.V.?
    Stop je de netto afkoopsom weer als eigen vermogen terug in de B.V., maak je er een TBS-lening van of ga je beleggen in box 3?
  • Wie houdt de aandelen in de B.V.?
  • Heb je een partner of ex-partner en welke pensioenaanspraken zijn voor hem of haar getroffen?
  • Zijn pensioenaanspraken voor een eventuele ex-partner afgestort of zitten die nog in de B.V.?

Bovenstaande opsomming is zeker niet limitatief en geeft slechts een idee van de diversiteit van relevante feiten en omstandigheden die van geval tot geval in de afweging dienen te worden betrokken. Het is een open deur, maar ook hierbij geldt: het is en blijft maatwerk.

Om je inzicht te geven in en je te ondersteunen bij het maken van een weloverwogen beslissing hebben we in onze zelfontwikkelde rekentools een nieuwe module toegevoegd waarin we diverse scenario’s kunnen doorrekenen en in beeld kunnen brengen. Niet een beetje de ene variant met de andere vergelijken, maar concreet jouw situatie doorrekenen. Met alles erop en eraan, zodat je echt weet waar je aan toe bent.

Ik begrijp dat je hiermee misschien nog niet heel veel kunt. Ik heb daarom de belangrijkste voor- en nadelen (c.q. aandachtspunten) van de drie mogelijkheden onder elkaar gezet. En kijk ook eens naar de rekenvoorbeelden.


1. Niets doen

Voordelen

  • Toekomstig inkomen in box 1
  • Pensioenverplichting kan nog worden overgedragen naar andere B.V.
  • Ten tijde van ingang pensioen kunnen de pensioenaanspraken eventueel worden afgestempeld bij een te lage dekkingsgraad
  • Geen compensatie (ex-)partner
  • Partner behoudt partnerpensioen (voor wat het waard is; hangt af van dekking en eventuele overlijdensrisicoverzekering)
  • Partner behoudt in geval van toekomstige echtscheiding vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak
  • Ex-partner behoudt vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak

Nadelen

  • Dividendklem beperkt dividenduitkeringen
  • Meer administratieve lasten (commerciële en fiscale pensioenberekeningen)
  • Kosten in verband met instandhouden B.V., tenzij je gaat afstorten
  • In geval van (toekomstige) echtscheiding vindt pensioenverevening plaats en verzelfstandiging van het partnerpensioen, eventueel gepaard gaand met een afstortingsverplichting


2. Afkopen

Voordelen

  • Geen dividendklem, dividenduitkeringen worden weer mogelijk
  • Netto afkoopsom komt vrij beschikbaar en kan bijvoorbeeld worden aangewend voor aflossing schulden aan de B.V. (schulden in verband met de eigen woning, rekening courant, overige leningen)
  • In geval van zuivere pensioen B.V.: liquidatie mogelijk, geen kosten in verband met instandhouden pensioen B.V.

Nadelen

  • Directe cash out in verband met de af te dragen loonbelasting
  • Geen korting over volledige afkoopsom; afkoopsom gedeeltelijk belast tegen maximaal 52% (denk hierbij met name aan een in 2016 nog naar de B.V. teruggehaald extern verzekerd pensioenkapitaal) en mogelijk zelfs gedeeltelijk met revisierente
  • In geval van onderdekking ten opzichte van de fiscale waardering toch afrekenen op basis van hogere, niet aanwezige fiscale waarde
  • Geen toekomstig inkomen box 1
  • Verplichte instemming (ex-)partner
  • Compensatie partner
  • Compensatie ex-partner, tenzij vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak volledig zijn afgestort
  • (Aanpassen) huwelijkse voorwaarden
  • Geen inhaal pensioentekort mogelijk via derde pijler voorzieningen, zoals lijfrente
  • Aandelen (pensioen-)B.V. in handen van kinderen/derden leidt tot schenking


3. Omzetten naar een oudedagsverplichting

Voordelen

  • Geen dividendklem, dividenduitkeringen worden weer mogelijk
  • Toekomstig inkomen in box 1
  • Een in 2016 nog naar de B.V. teruggehaald extern verzekerd pensioenkapitaal hoeft niet verplicht tegen 52% te worden afgerekend
  • In geval van onderdekking ten opzichte van de fiscale waardering toch omzetten op basis van hogere, niet aanwezige fiscale waarde

Nadelen

  • Kosten in verband met instandhouden B.V., tenzij je gaat afstorten
  • Verplichte instemming (ex-)partner
  • Compensatie partner
  • Compensatie ex-partner, tenzij vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak volledig zijn afgestort
  • (Aanpassen) huwelijkse voorwaarden
  • Geen inhaal pensioentekort mogelijk via derde pijler voorzieningen, zoals lijfrente
  • Aandelen (pensioen-)B.V. in handen van kinderen/derden leidt tot schenking

 

Maar let op als je denkt dat je er na veel wikken, wegen en rekenen uit bent. Want dan komt nog de volgende vraag op. Bij de opsomming van voor- en nadelen kwam je het al tegen …

 

Op welke manier is je (ex-)partner in het geheel betrokken?

De meeste pensioenovereenkomsten tussen de DGA en diens B.V. omvatten naast het ouderdomspensioen ook een partnerpensioen. In de wet is sinds jaar en dag geregeld dat een DGA de partnerpensioenaanspraak niet zonder toestemming van zijn partner bij overeenkomst tussen de DGA en de B.V. kan verminderen. Anders gezegd, je partner moet toestemming geven voor de afkoop van de partnerpensioenaanspraak. Koop je dus de partnerpensioenaanspraak zonder toestemming van je partner af dan is sprake van een nietige handeling; de partnerpensioenaanspraak is dan eenvoudigweg niet afgekocht en bestaat nog in volle omvang. Oeps.

Daar komt in het wetsvoorstel bij dat de partner ook verplicht schriftelijk moet instemmen met het belastingvrij prijsgeven, gevolgd door afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting. Een en ander wordt geformaliseerd door middel van een verplicht in te dienen formulier dat op de website van de Belastingdienst zal kunnen worden gedownload. Ook je (ex-)partner dient dit formulier te ondertekenen.

De partner, jouw partner, speelt dus een heel belangrijke rol in het geheel. Je partner zal geadviseerd dienen te worden over de gevolgen van een eventuele keuze vóór of tegen instemming met het belastingvrij prijsgeven, gevolgd door afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting. Bij het geven van die instemming zal mede een rol kunnen spelen op welke wijze je partner wordt gecompenseerd voor het “verlies” aan (latente) pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen.

Financiën is van mening dat jullie dit eenvoudig kunnen oplossen door het maken of aanpassen van huwelijkse voorwaarden. Maar dat is geen sinecure. Te meer niet nu daar helemaal geen fiscale begeleiding voor wordt getroffen en dus onduidelijk is hoe een en ander fiscaal uitpakt. Ik zou daarbij niet klakkeloos durven te vertrouwen op uitlatingen van staatssecretaris Wiebes tijdens het aan het wetsvoorstel voorafgaand algemeen overleg met de fracties van de Tweede Kamer.

En als het huwelijk reeds ten einde is, is het al helemaal geen vanzelfsprekendheid dat een passende oplossing kan worden gevonden voor de mogelijkheden die het wetsvoorstel biedt. De kans is dan het meest waarschijnlijk dat alles bij het oude blijft, oftewel: mogelijkheid 1, niets doen.

Het is in dit kader goed om te beseffen dat na een echtscheiding je ex-partner een zelfstandig recht op (bijzonder) partnerpensioen heeft, waarover uitsluitend je ex-partner kan beschikken. Maar ook een vereveningsaanspraak ouderdomspensioen, feitelijk niet meer dan een uitbetalingsrecht jegens de B.V., roept de nodige vragen op hoe daarmee om te gaan in het kader van dit wetsvoorstel. En soms is conversie toegepast, ten  gevolge waarvan je ex-partner een eigen ouderdomspensioenaanspraak heeft gekregen. Daar heb je al helemaal niets meer over te zeggen, ook al zitten de pensioenaanspraken van je ex-partner nog in “jouw” B.V.

De financiële belangen kunnen enorm zijn en zijn nauwelijks eenduidig te kwantificeren. Dit maakt dat de positie van je (ex-)partner misschien wel het lastigste aspect is in dit hele verhaal.

 

Compensatie partner

Door het prijsgeven van pensioenaanspraken, gevolgd door afkopen of omzetting in een oudedagsverplichting, breng je niet alleen je eigen pensioenaanspraken en uitkeringsrechten naar een lager niveau maar ook die van je partner, hoewel en ondanks dat dit voorwaardelijke en latente pensioenaanspraken en uitkeringsrechten zijn. Vandaar dat je partner uitdrukkelijk (schriftelijk) moet instemmen.

Juist omdat je partner (slechts) voorwaardelijke en latente pensioenaanspraken en uitkeringsrechten heeft, is het bijzonder lastig om het financieel nadeel van het prijsgeven van pensioenaanspraken te kwantificeren. Hoe vergelijk je immers een afkoopsom, die op geen enkele manier de werkelijke waarde van de afgekochte pensioenaanspraken weerspiegelt, met een latent recht op uitkering van partnerpensioen of, mocht het tot een echtscheiding komen, een voorwaardelijk recht op uitkering van een vereveningsaanspraak ouderdomspensioen. Dat is niet te doen. Het is van zoveel factoren afhankelijk dat je daar eenvoudigweg geen prijskaartje aan kunt hangen. Ik vermeld enkele vragen (wederom niet-limitatief) die in dit kader opkomen.

  • Hoe ben je gehuwd: in gemeenschap van goederen of onder huwelijkse voorwaarden?
  • Wie overlijdt als eerste en wanneer?
  • Ben je alsdan nog gehuwd of inmiddels gescheiden?
  • Heeft de B.V. niet alleen nu maar ook in de toekomst voldoende liquide middelen om levenslang pensioen te kunnen uitkeren (en te indexeren)?
  • Wie is aandeelhouder van de B.V.?

Als jullie samen kiezen voor mogelijkheid 2: afkopen, is in de afkoopsom zowel een bedrag voor de ouderdomspensioenaanspraak als een bedrag voor de partnerpensioenaanspraak begrepen. Ben je op het moment van afkoop gehuwd, dan kun je je afvragen of en in hoeverre je partner een voorwaardelijk recht heeft op de ouderdomspensioenaanspraak. Concludeer je van wel, dan is de vervolgvraag of het ooit tot een aan je partner uit te keren ouderdomspensioenuitkering komt, waarvoor thans financiële compensatie dient te worden getroffen. Wat een aan je partner uit te keren ouderdomspensioenuitkering betreft, is dit slechts aan de orde in het geval dat a) jullie gaan scheiden, b) je zelf je pensioengerechtigde leeftijd behaalt en c) je alsdan ex-partner ook nog in leven is. Daar komt verder bij dat d) de B.V. natuurlijk voldoende liquide middelen moet hebben, nu en in de toekomst. Als aan al deze voorwaarden wordt voldaan, wordt vervolgens aan je (alsdan ex-)partner slechts een vereveningsuitkering uitgekeerd zolang jullie beiden in leven zijn. Overlijd je zelf als eerste, dan krijgt je (alsdan ex-)partner namelijk partnerpensioen, waarover hierna meer. Overlijdt je (alsdan ex-)partner als eerste dan wordt het ouderdomspensioen weer volledig aan jou uitgekeerd. Overlijdt je (alsdan ex-)partner als eerste voordat je überhaupt met pensioen bent, dan wordt er nooit iets aan je partner uitgekeerd. Kortom, wat is nu het te compenseren financieel nadeel? Reken mij dat maar eens voor (uh nee, wacht even, dat vragen jullie aan mij om te doen).

Ten aanzien van het partnerpensioen ligt de situatie iets anders. Want daarvoor speelt echtscheiding niet direct een rol. Partnerpensioen wordt ook aan je partner uitgekeerd als je overlijdt tijdens je huwelijk. Op het partnerpensioen heeft bovendien alleen je partner recht, jij zelf nooit. Heeft je partner daarom als vanzelfsprekend recht op het daaraan toe te rekenen gedeelte van de netto afkoopsom (let wel: de afkoopsom wordt wel volledig bij jou als DGA belast)? En zo ja, wordt dat gedeelte van de netto afkoopsom dan, als je in gemeenschap van goederen bent gehuwd, voor je partner privé-vermogen? Dezelfde vraag kun je natuurlijk stellen als je onder huwelijkse voorwaarden bent gehuwd. Dan ligt het voor de hand te concluderen dat het inderdaad vermogen van je partner wordt. Maar telt het dan mee als eventueel verrekenbaar inkomen of vermogen in het kader van een periodiek of finaal verrekenbeding? Waarschijnlijk niet, want een partnerpensioen ontvangt je partner immers eerst ná de ontbinding van het huwelijk.

Je kunt een heleboel actuariële berekeningen maken om het gemis aan voorwaardelijke en latente pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen te kwantificeren. Het zal er uiteindelijk op neerkomen dat er op enig moment een klap op moet worden gegeven en dat bij wijze van vaststellingsovereenkomst een vorm van compensatie wordt overeengekomen. Daarbij is nog wel van belang te beseffen dat indien jullie in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, de waardestijging van de aandelen in de B.V. (lees: het verschil tussen de commerciële en fiscale waarde van de pensioenverplichtingen) in beginsel jullie beiden ten goede komt. In beginsel, want het kan natuurlijk best zo zijn dat de aandelen in de B.V. vanwege bijvoorbeeld een uitsluitingsclausule in een schenkingsakte of testament privé-vermogen is. Dat geldt ook als sprake is van krachtens schenking of testamentair verkregen vermogen met een uitsluitingsclausule dat nadien is aangewend om de B.V. op te richten (zaaksvervanging). Het is dus allemaal nog niet zo eenvoudig, hoewel dit wel de uitzonderingen zijn die de regel bevestigen. Maar ik ben ze al meer dan eens in mijn praktijk tegengekomen, dus zwarte zwanen zijn het niet, eerder grijze misschien. Behoren de aandelen onmiskenbaar tot de huwelijksgoederengemeenschap realiseer je dan wel dat het compensatievraagstuk nog steeds niet helemaal is opgelost. De meerwaarde van de aandelen deel je weliswaar samen, maar dat weerspiegelt niet per definitie het verlies van de pensioenaanspraken en uitkeringsrechten van je partner. Als je partner op jonge leeftijd nabestaande wordt en een partnerpensioen krijgt uitgekeerd, kan dat er zomaar toe leiden dat de gehele waarde van de B.V. aan deze verplichting op gaat. Dus ook het gedeelte van de waarde van de aandelen van je partner zelf!

Zijn jullie gehuwd onder het maken van huwelijkse voorwaarden, dan is de kans groot dat de waardestijging van de aandelen in de B.V. niet mede ten gunste van je partner komt. Misschien dat dit op grond van een verrekenbeding uiteindelijk wel (gedeeltelijk) het geval is maar dit is geen vanzelfsprekendheid. In dat geval kunnen jullie de huwelijkse voorwaarden eventueel aanpassen en daarin vastleggen dat een bepaald bedrag zonder meer dient te worden verrekend.

Staatssecretaris Wiebes doet naar mijn mening vrij luchtig over het aldus formaliseren van de financiële compensatie. Nu kan ik me wel voorstellen dat in dit kader niet snel sprake zal zijn van een met schenkbelasting belaste bevoordeling. Maar hoe zit het met de inkomstenbelasting? De situatie lijkt namelijk sterk op die waarbij in het kader van een echtscheiding de pensioenaanspraken worden verdeeld. Hoofdregel is daarbij verevening maar men kan ook verrekenen. En dat is naar mijn mening precies wat hier ook gebeurt. En laat nu juist pensioenverrekening niet fiscaal geruisloos kunnen. Want de verrekeningsplichtige DGA krijgt een persoonsgebonden aftrek en de verrekeningsgerechtigde partner wordt belast. En juist vanwege dit laatste kan er geen schenkbelasting worden geheven, omdat dan een beroep op de samenloopvrijstelling van artikel 33, 9°, Successiewet kan worden gedaan.

De gevolgen van de persoonsgebonden aftrek bij de DGA en de heffing bij de partner is staande huwelijk wel weer op te lossen door de persoonsgebonden aftrek van de DGA in de aangifte van de partner op te nemen, maar wat nu als de verrekening eerst op termijn plaatsvindt? Bijvoorbeeld bij het einde van het huwelijk. Dan is alertheid geboden, want een geruisloze pensioenverrekening is op dat moment niet vanzelfsprekend. Ik spreek hierbij uit jarenlange ervaring met begeleiding in dergelijke situaties. Mijn advies is om een dergelijk afwikkelingsscenario zorgvuldig vast te leggen in de te herziene huwelijkse voorwaarden.

 

Aandachtspunten in geval van echtscheiding

In geval van een echtscheiding waarbij pensioen in eigen beheer is opgebouwd, geldt sinds enkele jaren als hoofdregel dat de DGA die in eigen beheer pensioenaanspraken heeft opgebouwd er zorg voor dient te dragen dat de aan de ex-partner toekomende pensioenaanspraken (vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak) worden afgestort bij een verzekeraar. Een uitzondering geldt indien de B.V. daartoe de liquide middelen niet heeft of kan vrijmaken zonder de onderneming in financiële problemen te brengen.

De laatste tijd is vanwege de economische crisis en de gedaalde marktrente de situatie ontstaan dat afstorting veelal niet mogelijk is. Indien alsdan geen andere oplossing kan worden gevonden, zullen de aan de ex-partner toekomende pensioenaanspraken (vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak) in de B.V. van de DGA achterblijven. Wat voor mogelijkheden heb je dan om iets met dit wetsvoorstel te doen? De belangentegenstelling toont zich dan in volle omvang. De pensioenaanspraken zijn al niet afgestort en dan wil de vereveningsplichtige DGA ook nog afkopen dan wel omzetten in een oudedagsverplichting. Ik constateerde al dat dit lastig is tijdens het huwelijk. Na echtscheiding wordt het er niet eenvoudiger op.

 

Gedeeltelijke afstorting: zijn er pensioenaanspraken achtergebleven? 

Als reeds is afgestort is de vraag of de ex-partner nog pensioenaanspraken jegens de B.V. heeft. Wellicht is niet volledig afgestort, omdat dit niet mogelijk was. Indien wel is afgestort, is dit vrijwel zeker gebeurd naar een kapitaalverzekering met pensioenclausule (omdat andere producten zo goed als niet meer worden aangeboden door de verzekeraars). Een dergelijke vorm van uitvoeren van de afstortingsverplichting is in de kern sowieso niet correct, indien de DGA een pensioenovereenkomst had op basis van eindloon of middelloon (een uitkeringsovereenkomst). Want dan bouwt de DGA in beginsel een gegarandeerde pensioenuitkering op, terwijl de ex-partner eerstbegunstigde wordt van een al dan niet gegarandeerd pensioenkapitaal waarvan niet vaststaat wat de pensioenuitkering te zijner tijd zal zijn.

Als die pensioenuitkering te zijner tijd lager is dan de vereveningsaanspraak heeft de ex-partner in beginsel nog een uitbetalingsrecht voor het verschil jegens de B.V. Idem geldt ten aanzien van het partnerpensioen.

Dit ligt mogelijk anders, ook in geval van gedeeltelijke afstorting, indien de DGA en de ex-partner in het echtscheidingsconvenant hebben vastgelegd dat ze niets meer van elkaar te vorderen hebben, maar te betwijfelen valt of een dergelijke verklaring ook ziet op pensioenverevening en afstorting. Het zal er van afhangen hoe een en ander tekstueel is vastgelegd en wat de bedoeling van partijen is geweest. En dat betekent dat als de DGA de na verevening voor zichzelf in eigen beheer gehouden pensioenaanspraken afkoopt of omzet in een oudedagsverplichting daarmee de kous niet af behoeft te zijn; de ex-partner kan zich nog melden met een pensioenclaim.

Dit is natuurlijk allemaal erg lastig vooraf te beoordelen en het is met veel onzekerheden omkleedt, maar het lijkt mij dat dit aspect niet dient te worden onderschat. In ieder geval is nodig dat nog eens zorgvuldig naar het echtscheidingsconvenant wordt gekeken.

 

Pensioenverrekening …

Indien in het echtscheidingsconvenant afspraken zijn gemaakt over pensioenverevening, staat er wettelijk gezien niets aan in de weg om op een later tijdstip aanvullende of afwijkende afspraken te maken. De DGA en de ex-partner kunnen in een addendum bij het echtscheidingsconvenant nadere en afwijkende afspraken ten aanzien van de pensioenafwikkeling maken. In ieder geval staat daaraan niets in de weg indien het ouderdoms- of partnerpensioen nog niet is ingegaan. Wel is het natuurlijk zo dat indien het mededelingsformulier pensioenverevening tijdig bij de B.V. is ingediend, de uitvoering van de pensioenverevening in beginsel vastligt. Het lijkt mij echter dat de DGA, de ex-partner en de B.V. ook daarover in onderling overleg afwijkende afspraken kunnen maken. Pensioen in eigen beheer biedt wat dat betreft ook wel weer flexibiliteit.

Dit opent de mogelijkheid om de ex-partner te compenseren voor het verlies aan pensioenaanspraken in de vorm van een verrekenbedrag, indien de DGA tot afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting wil overgaan. De pensioenverevening wordt dan vervangen door pensioenverrekening. Aldus kan wel de vereveningsaanspraak ouderdomspensioen worden verrekend in plaats van verevend, maar de bijzonder partnerpensioenaanspraak blijft als zodanig bestaan en dus ook de daarmee samenhangende pensioenverplichtingen. Met andere woorden, het probleem van de dividendklem wordt slechts voor een gedeelte opgelost.

Omdat de DGA en de ex-partner reeds zijn gescheiden, zijn de DGA en de ex-partner geen fiscaal partners meer. Een fiscaal geruisloze pensioenverrekening is daardoor niet mogelijk. Pensioenverrekening leidt dan bij de DGA tot een persoonsgebonden aftrek en bij de ex-partner tot heffing over het verrekenbedrag. Een uitzondering geldt slechts indien de DGA en de ex-partner op grond van artikel 2.17 Wet IB 2001 nog zouden kunnen opteren voor fictief fiscaal partnerschap voor het gehele jaar. De fiscale gevolgen van pensioenverrekening kunnen zodoende een verdere drempel opwerpen.

Uiteraard is denkbaar dat de DGA en de ex-partner gezamenlijk tot overeenstemming komen en zij alle pensioenaanspraken wensen af te kopen. De DGA wordt dan voor de afkoopsom ouderdomspensioen belast en de ex-partner voor de afkoopsom partnerpensioen. Vervolgens dient dan de afkoopsom ouderdomspensioen te worden verrekend. Realiseer je je dan wel dat de korting op de afkoopsom ouderdomspensioen volledige aan de DGA toevalt en niet aan de ex-partner. De ex-partner wordt namelijk niet belast voor de afkoopsom maar wordt belast voor het verrekenbedrag en daarop is de afkoopfaciliteit niet van toepassing. De ex-partner krijgt natuurlijk wel de korting op de afkoopsom partnerpensioen.

Voor de DGA ontstaat op deze manier de volgende situatie. De afkoopsom ouderdomspensioen (fiscale waarde) is enerzijds belast na aftrek van een korting en anderzijds heeft de DGA een persoonsgebonden aftrek in verband met pensioenverrekening (commerciële waarde) waarbij geen rekening  met de korting wordt gehouden. De ex-partner heeft in verband met pensioenverrekening (commerciële waarde) geen recht op korting en zal daarvoor wellicht toch enige vorm van compensatie eisen.

Om het verrekenbedrag aan de ex-partner te kunnen uitkeren, zal de DGA wellicht een dividend dienen uit te keren. Gelet op de verschillende waarden waarmee wordt gerekend bij afkoop (fiscale waarde) en pensioenverrekening (commerciële waarde) is de kans reëel dat de persoonsgebonden aftrek niet volledig in box 1 zal kunnen worden benut. De persoonsgebonden aftrek wordt vervolgens benut in box 3 en vervolgens in box 2, oftewel ter zake van het uitgekeerde dividend. Blijft er dan nog persoonsgebonden aftrek over, dan schuift die door naar het daaropvolgende jaar.

 

… of alsnog conversie

Niet alleen pensioenverrekening is een alternatief voor pensioenverevening, ook conversie is een alternatief dat de moeite waard kan zijn. In geval van conversie zet de ex-partner zijn of haar vereveningsaanspraak ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioenaanspraak om in een eigen ouderdomspensioenaanspraak. Dit is definitief en onherroepelijk. De DGA kan vervolgens zijn of haar eigen ouderdomspensioenaanspraak afkopen of omzetten in een oudedagsverplichting. Ten gevolge van de conversie behoudt de ex-partner zijn of haar eigen ouderdomspensioenaanspraak maar de ex-partner kan natuurlijk ook kiezen om deze eigen ouderdomspensioenaanspraak (met korting!) af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting, eventueel gevolgd door afstorting naar een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht.

In dit laatste geval vindt niet alleen een belastingvrije vrijval van de pensioenverplichting jegens de DGA plaats maar ook één jegens de ex-partner. Dan komt de vraag op: hoe wordt nu de waardestijging van de aandelen in de B.V. van de DGA ten gevolge van de belastingvrije vrijval van de pensioenverplichtingen jegens de ex-partner verrekend? Is dat dan ook een vorm van pensioenverrekening?

Zo ja, dan geldt hetgeen daarover hiervoor is opgemerkt, met dien verstande dat de ex-partner zijn of haar eigen ouderdomspensioenaanspraak zelf afkoopt en uit dien hoofde voor de DGA geen persoonsgebonden aftrek ten gevolge van pensioenverrekening ontstaat. Wel kan nog steeds voor de DGA een persoonsgebonden aftrek ontstaan ten gevolge van de verrekening verschil tussen de commerciële en de fiscale waarde. Bij de ex-partner zal dit verrekenbedrag (zonder korting !) worden belast.

Zo nee, dan is de vraag wat het wel is? Wellicht slechts een nagekomen verrekening van vermogen. Als we staatssecretaris Wiebes mogen geloven zal dat dus zonder fiscale gevolgen zijn. Ik heb daar toch mijn twijfels over. De verrekening vindt immers zijn oorsprong in de pensioenaanspraak.

Het voorgaande geldt natuurlijk ook indien partijen reeds ten tijde van de echtscheiding conversie zijn overeengekomen, dit als zodanig in het echtscheidingsconvenant hebben vastgelegd en thans gebruik willen maken van de fiscaal gefaciliteerde afkoop- of omzettingsmogelijkheden.

 

Specifieke situaties, waarvan sommige nog niet duidelijk zijn

Bovenmatige, speculatief veronderstelde pensioenopbouw in 2016

In verband met de aangekondigde uitfasering van het pensioen in eigen beheer en de daarbij behorende fiscale stimuleringsmaatregelen is ongetwijfeld een aantal DGA’s geadviseerd of zelf op het idee gekomen om nog even flink wat pensioenaanspraken extra op te bouwen – denk hierbij aan inkoop pensioen of salarisstijging – die vervolgens tegen de gunstige fiscale waarde en met korting kunnen worden afgekocht. Helaas komen deze DGA’s bedrogen uit.

Indien de pensioenopbouw in 2016 méér dan 125% hoger is dan de pensioenopbouw in 2015 valt dit meerdere niet onder de afkoop- en omzettingsfaciliteit. Koop je toch af, dan word je over dit gedeelte normaal belast en wordt ook revisierente in rekening gebracht. Gelet op het korte tijdsverloop zal de revisierente niet 20% belopen, maar een aanzienlijk lager percentage. Koop je niet af, dan blijft dit gedeelte van je pensioenaanspraken als zodanig bestaan. Alles bij elkaar niet een uitkomst waarop was gerekend.

 

In 2016 pensioenkapitaal naar de B.V. terughalen dat bij een verzekeraar is ondergebracht

Veel DGA’s hebben een gedeelte van hun pensioen extern verzekerd. Als een pensioenverzekering is opgebouwd tijdens de DGA-periode kan het pensioenkapitaal naar de B.V. worden teruggehaald. Vaak gebeurt dat bij expiratie op de pensioendatum maar een dergelijk terughalen naar de B.V. kan ook op een eerder moment. Verzekeraars maken dit laatste vaak onaantrekkelijk door bepaalde garantie uitkeringen uitsluitend toe te kennen op de overeengekomen einddatum. Dat is dus iets om goed te checken.

In de aanloop naar het onderhavige wetsvoorstel zijn de nodige pensioenverzekeringen afgekocht en de vrijgekomen pensioenkapitalen naar de B.V. teruggehaald. De idee hierachter is (was) dat ook dit pensioenkapitaal dan in de fiscale gunstregelingen en faciliteiten kan worden meegenomen. Ook deze DGA’s komen bedrogen uit.

De aanvankelijk verzekerde pensioenaanspraken kwalificeren door het terughalen naar de B.V. als in eigen beheer uitgevoerde pensioenaanspraken. Dit betekent dat indien je tot afkoop overgaat, ook deze pensioenaanspraken verplicht moeten worden afgekocht maar dat je ter zake van deze pensioenaanspraken niet van de korting kunnen profiteren. De naar de B.V. teruggehaalde pensioenaanspraken zijn namelijk niet begrepen in de waardering van de pensioenaanspraken per 31 december 2015.

Pleister voor het bloeden is dat geen revisierente in aanmerking wordt genomen.

Terughalen naar eigen beheer kan overigens niet meer ná 31 december 2016. Ook niet als je kiest voor mogelijkheid 1: niets doen, waarbij je de op 31 december 2016 in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken premievrij maakt. De overgangsregeling waarbij de huidige wetgeving van toepassing blijft, geldt namelijk uitsluitend voor de op 31 december 2016 in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken. De op 31 december 2016 nog niet daadwerkelijk naar de B.V. teruggehaalde en thans extern verzekerde pensioenaanspraken vallen daar niet onder.

 

Afkoop of omzetting als je niet zelf enig aandeelhouder van de B.V. bent

Een voordeel van de gefaciliteerde afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting is dat ten gevolge van het prijsgeven van pensioenaanspraken het verschil tussen de commerciële waarde en de fiscale waarde – de dividendklem – vrijvalt. Dit is een voordeel voor de aandeelhouder(s) van de B.V., omdat het vrij uitkeerbaar vermogen met het bedrag van de vrijval toeneemt. In het artikel Pensioen Oddity ging ik reeds in op deze situatie en benoemde ik het voordeel dat daarmee kon worden behaald. Ook dit blijkt nu niet de beoogde voordelen op te leveren.

Uitdrukkelijk is door staatssecretaris Wiebes vermeld dat sprake is van een met schenkbelasting belaste bevoordeling, indien de aandeelhouder(s) van de B.V. niet dezelfde personen zijn als de pensioen(aanspraak)gerechtigde(n). Indien de waarde van de aandelen in de B.V. toeneemt ten gevolge van het prijsgeven van pensioenaanspraken, zal die waardestijging bij de derde-aandeelhouder(s) worden belast met schenkbelasting. Het maakt daarbij niet uit of de situatie recent is ontstaan of al jaren bestaat.

Is dat erg? Niet per sé, want op die manier kun je misschien niet een volledig belastingvrije vermogensoverheveling bewerkstelligen, maar een tariefsvoordeel (10% schenkbelasting versus 20% erfbelasting) is al wel snel behaald. Daarnaast blijft het voordeel van het doorschuiven van de aanmerkelijkbelangclaim ongewijzigd bestaan. Een kwestie van rekenen dus.

 

Wordt hopelijk vervolgd …

De volgende onderwerpen worden in dit artikel nader uitgewerkt, zodra duidelijk is hoe deze uitwerken. Hopelijk ontstaat hierover op korte termijn duidelijkheid.

  • Meerdere verplichtingen, bijvoorbeeld ook nog een stamrecht
  • Onderdekking pensioenverplichtingen ten opzichte van de fiscale waarde
  • Een op 1 januari 2017 reeds ingegaan partnerpensioen
  • Nog ná 31 december 2016 in te kopen dienstjaren

Heb je zelf nog een andere specifieke situatie, waarvan je je afvraagt hoe die uitwerkt? Mail mij dan gerust daarover: jurgen.holtermans@hendrikxenbakker.nl.

 

Rekenvoorbeelden

Rekenvoorbeelden bij mogelijkheid 1: Niets doen
1.1 Premievrij pensioen

Rekenvoorbeelden bij mogelijkheid 2: Afkopen
2.1.A Afkoop in 2017
2.1.B Afkoop in 2018
2.1.C Afkoop in 2019
2.2 Afkoop in 2017 van een ingegaan pensioen

3.1.A Omzetting per 1 januari 2017 + uitkering vanaf AOW-leeftijd
3.1.B Omzetting per 1 januari 2019 + uitkering vanaf AOW-leeftijd
3.2.A Overlijden DGA nádat de uitkeringen zijn ingegaan
3.2.B Overlijden DGA vóórdat de uitkeringen zijn ingegaan
3.3.A Omzetting in een oudedagsverplichting + afkoop in 2017
3.3.B Omzetting in een oudedagsverplichting + afkoop in 2018
3.3.C Omzetting in een oudedagsverplichting + afkoop in 2019
3.4 Omzetting in een oudedagsverplichting van een ingegaan pensioen

 

Opmerking vooraf

Onderstaande rekenvoorbeelden geven slechts een indicatie hoe de belastingheffing uitpakt bij de desbetreffende scenario’s. In deze rekenvoorbeelden is daarom geen rekening gehouden met alle aspecten die een rol kunnen spelen. Een dergelijke berekening is slechts mogelijk in een concrete individuele situatie.

In de berekeningen is onder meer geen rekening gehouden met:

  • beleggingsopbrengsten van een netto afkoopsom
  • box 3 heffing over een netto afkoopsom
  • heffingen indien een netto afkoopsom als kapitaal in de B.V. wordt gestort dan wel als TBS-lening te wordt gesteld
  • contante waarde van uitkering ingevolge een oudedagsverplichting

 

Uitgangspunten

Onderstaande rekenvoorbeelden zijn ontleend aan de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel en heb ik ten behoeve van de uitwerking aangevuld met enkele extra uitgangspunten. Uitgangpunt is een DGA, geboren op 1 januari 1959, die dus op 1 januari 2026 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt (67 jaar). Dit is ook de pensioenleeftijd die in de pensioenovereenkomst is overeengekomen. Op 31 december 2015 heeft de DGA € 34.880 aan ouderdomspensioenaanspraak opgebouwd. In 2016 heeft geen opbouw meer plaatsgevonden. Het partnerpensioen bedraagt 70% daarvan.

De pensioenverplichting per 31 december 2015 heeft een commerciële (balans)waarde van (afgerond) € 900.000 en een fiscale (balans)waarde van (afgerond) € 300.000; dit zijn de uitgangspunten bij de voorbeelden uit de Memorie van Toelichting..

Deze (balans)waarden renten actuarieel op in de jaren daaropvolgend. Daarnaast is sprake van indexatie van de premievrije pensioenaanspraken; deze is gesteld op 0,5% per jaar.

In de hierna opgenomen tabel zijn op basis van de hiervoor opgenomen veronderstellingen de verschillende (balans)waarden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 opgenomen.

 

.
Datum
.
.
31-12-2015
.
1-1-2017
.
1-1-2018
.
1-1-2019
Fiscale
waarde
in €
.
300.000
.
320.751
.
343.398
.
367.995
Commerciële
waarde
in €
.
900.000
.
912.398
.
924.197
.
936.432

 

1. Rekenvoorbeelden bij mogelijkheid 1: Niets doen

1.1. Premievrij pensioen

Indien de DGA er voor kiest zijn reeds opgebouwde aanspraken ingevolge het pensioen in eigen beheer niet af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting blijft voor de DGA voor de tot en met 31 december 2016 in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken de huidige regelgeving (2016) in de vennootschapsbelasting en loon- en inkomstenbelasting gelden. Aan deze reeds opgebouwde pensioenaanspraken kan niet meer worden gedoteerd. Actuariële oprenting van tot en met 31 december 2016 opgebouwde aanspraken op basis van de hiervoor genoemde huidige regelgeving vindt nog wel plaats, evenals indexatie indien dit in de pensioenovereenkomst is overeengekomen.

Vanaf 1 januari 2026 ontvangt de DGA uit ons voorbeeld ouderdomspensioen overeenkomstig onderstaande tabel, waarin tevens de fiscale en commerciële waardering per 31 december van het desbetreffende jaar zijn vermeld.

 

.
Jaar
.
.
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
2037
2038
2039
2040
2041
2042
2043
2044
2045
Bruto
pensioenuitkering
in €
.
36.847
37.031
37.216
37.403
37.590
37.778
37.966
38.156
38.347
38.539
38.731
38.925
39.120
39.315
39.512
39.709
39.908
40.108
40.308
40.510
Fiscale
waardering
in €
.
505.785
494.413
482.629
470.422
457.805
444.801
431.410
417.678
403.645
389.356
374.863
360.202
345.437
330.598
315.753
300.956
286.226
271.646
257.263
243.156
Commerciële
waardering
in €
.
1.058.839
1.023.494
988.374
935.532
918.934
884.587
850.447
816.617
783.073
749.053
716.978
684.501
652.456
620.888
589.908
559.529
529.826
500.848
472.596
445.190

 

Uitgangspunt bij de pensioenuitkeringen volgens deze tabel is uiteraard dat de B.V. voldoende liquide is om deze pensioenuitkeringen ook daadwerkelijk te kunnen uitkeren. Indien dit niet het geval is, kan de DGA direct voorafgaand aan ingang van de pensioenuitkeringen op 1 januari 2026 de pensioenaanspraken afstempelen tot een bij het alsdan aanwezige dekkingsvermogen behorende pensioenuitkering. Die wettelijke mogelijkheid blijft bestaan.

Uit de tabel volgt duidelijk welke impact de commerciële waardering op het vrij uitkeerbare vermogen heeft. In 2026 is het verschil tussen de fiscale en de commerciële waardering ruim € 550.000. Dit is dus de dividendklem, die in geval van mogelijkheid 1: niets doen, blijft bestaan. In de loop der tijd neemt dit verschil tussen de fiscale en de commerciële waardering af, maar de ruimte om dividend uit te keren wordt hierdoor de eerstkomende jaren behoorlijk beperkt.

 

2. Rekenvoorbeelden bij mogelijkheid 2: Afkoop pensioenaanspraken

2.1.A. Afkoop in 2017

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2017: € 912.398
Fiscale waarde per 1 januari 2017: € 320.751

Bij afkoop in 2017 vormt de fiscale waarde van € 320.751 het uitgangspunt voor de vaststelling van de grondslag voor de loonbelasting. Uitsluitend op de fiscale (balans)waarde zoals die luidde op 31 december 2015 (i.c. € 300.000) wordt een korting verleend van 34,5%.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 34,5%) x € 300.000 x 52%
.
Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) 100% x (€ 320.751 – € 300.000) x 52%
.
Totaal loonbelasting
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 320.751 – € 112.970
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 102.180
.
.
€ 10.790
.
€ 112.970
.
.
€ 207.781
.
.

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 591.647 vrij. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de actuariële oprenting: (minimaal) 20% x € 20.751 = € 4.150. Het totaalbedrag ad € 595.797 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 595.797
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 595.797
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 595.797
.
.
€ 89.370
.
.
€ 59.580
.
€ 446.847
.
.
.
.
€ 207.781
.
€ 446.847
.
€ 654.628

 

2.1.B. Afkoop in 2018

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2018: € 924.197
Fiscale waarde per 1 januari 2018: € 343.398

Bij afkoop in 2018 vormt de fiscale waarde van € 343.398 het uitgangspunt voor de vaststelling van de grondslag voor de loonbelasting. Uitsluitend op de fiscale (balans)waarde zoals die luidde op 31 december 2015 (i.c. € 300.000) wordt een korting verleend van 25%.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 25%) x € 300.000 x 52%
.
Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) 100% x (€ 343.398 – € 300.000) x 52%
.
Totaal loonbelasting
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 343.398 – € 139.567
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 117.000
.
.
€ 22.567
.
€ 139.567
.
.
€ 203.831
.
.

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 580.799 vrij. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de actuariële oprenting: (minimaal) 20% x € 43.398 = € 8.680. Het totaalbedrag ad € 589.479 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 589.479
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 589.479
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 589.479
.
.
€ 88.422
.
.
€ 58.948
.
€ 442.109
.
.
.
.
€ 203.831
.
€ 442.109
.
€ 645.940

 

2.1.C. Afkoop in 2019

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2019: € 936.432
Fiscale waarde per 1 januari 2019: € 367.995

Bij afkoop in 2019 vormt de fiscale waarde van € 367.995 het uitgangspunt voor de vaststelling van de grondslag voor de loonbelasting. Uitsluitend op de fiscale (balans)waarde zoals die luidde op 31 december 2015 (i.c. € 300.000) wordt een korting verleend van 19,5%.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 19,5%) x € 300.000 x 52%
.
Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) 100% x (€ 367.995 – € 300.000) x 52%
.
Totaal loonbelasting
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 367.995 – € 160.937
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 125.580
.
.
€ 35.357
.
€ 160.937
.
.
€ 207.058
.
.

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 568.437 vrij. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de actuariële oprenting: (minimaal) 20% x € 67.995 = € 13.599. Het totaalbedrag ad € 582.036 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 582.036
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 582.036
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 582.036
.
.
€ 87.305
.
.
€ 58.204
.
€ 436.527
.
.
.
.
€ 207.058
.
€ 436.527
.
€ 643.585

 

2.2. Afkoop in 2017 van een ingegaan pensioen

Uitgangspunten ingegaan pensioen:
DGA: geboren op 1 januari 1944
Bruto pensioenuitkering: € 19.976
Commerciële waarde per 1 januari 2017: € 678.955
Fiscale waarde per 1 januari 2017: € 293.595

Bij afkoop in 2017 vormt de fiscale waarde van € 293.595 het uitgangspunt voor de vaststelling van de grondslag voor de loonbelasting. Omdat het een ingegaan pensioen betreft wordt de korting van 34,5% niet verleend op de fiscale (balans)waarde zoals die luidde op 31 december 2015 (i.c. € 300.000) maar op de fiscale (balans)waarde per datum afkoop, zijnde 1 januari 2017.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 34,5%) x € 293.595 x 52%
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 293.595 – € 99.999
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 99.999
.
.
€ 193.596
.
.

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 385.360 vrij. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de actuariële oprenting: (minimaal) 20% x € 13.571 = € 2.714. Het totaalbedrag ad € 374.503 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 374.503
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 374.503
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 374.503
.
.
€ 56.175
.
.
€ 37.450
.
€ 280.877
.
.
.
.
€ 193.596
.
€ 280.877
.
€ 474.473

 

3. Rekenvoorbeelden bij mogelijkheid 3: Omzetting in een oudedagsverplichting

Algemeen

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2017: € 912.398
Fiscale waarde per 1 januari 2017: € 320.751

In geval van omzetting in een oudedagsverplichting kan in 2017 € 320.751 worden gereserveerd als oudedagsverplichting. Indien deze omzetting plaatsvindt in 2018 of 2019 kan het bedrag van de alsdan inmiddels actuarieel opgerente fiscale waarde worden omgezet. Dit is een bedrag van € 343.398 in 2018 respectievelijk € 367.995 in 2019.

In alle gevallen rent vanaf het moment van omzetting het bedrag van de oudedagsverplichting verplicht op met het zogenoemde U-rendement. Momenteel (oktober 2016) is het U-rendement overigens negatief (!), namelijk -/- 0,25%. Het is niet duidelijk of hierdoor de oudedagsreserve dient af te nemen (lees: vrijval ten gunste van de fiscale winst).

Zowel de actuariële oprenting van de pensioenverplichtingen tot en met het moment van omzetting als de oprenting van de oudedagsreserve met het U-rendement zijn aftrekbaar van de fiscale winst.

Ten gevolge van de actuariële oprenting van de pensioenverplichtingen leidt omzetting in een later jaar (2018 of 2019) tot een hogere oudedagsverplichting dan indien de omzetting plaatsvindt per 1 januari 2017. Ook de eventuele indexatie van de pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2017 leidt tot een hoger bedrag dat in een oudedagsverplichting wordt omgezet. Dit kan dus worden benut als een sturingsmechanisme.

 

3.1.A. Omzetting per 1 januari 2017 + uitkering vanaf AOW-leeftijd 

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2017: € 912.398
Fiscale waarde per 1 januari 2017: € 320.751

De DGA zet zijn pensioenaanspraken per 1 januari 2017 om in een oudedagsverplichting. De fiscale waarde bedraagt op dat moment € 320.751. De uitkeringen ingevolge de oudedagsverplichting gaan in per 1 januari 2026. Op dat moment is de oudedagsverplichting met het U-rendement opgerent tot € 335.789. Na ingang van de uitkeringen is het U-rendement jaarlijks 0,5%.

 

.
.
Jaar
.
.
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
2037
2038
2039
2040
2041
2042
2043
2044
2045
.
Totaal
Beginstand
oudedags-
verplichting
in €
.
335.789
320.595
305.240
289.723
274.044
258.201
242.193
226.018
209.675
193.163
176.481
159.627
142.600
125.399
108.022
90.469
72.737
54.825
36.733
18.458
.
.
.
Bruto
uitkering
in €
.
16.789
16.873
16.958
17.043
17.128
17.213
17.299
17.386
17.473
17.560
17.648
17.736
17.825
17.914
18.004
18.094
18.184
18.275
18.366
18.458
.
352.218
.
.
Oprenting
in €
.
1.595
1.519
1.441
1.363
1.285
1.205
1.124
1.043
961
878
794
709
624
537
450
362
273
183
92
0
.
16.429

 

Verschuldigde loonbelasting
(stel) € 352.218 x 40% (maar maximaal 52%)
.
Totaal netto uitkeringen
(minimaal) € 352.218 – € 140.888
.
€ 140.888
.
.
€ 211.330

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 591.647 vrij. Er dient nu nog wel rekening te worden gehouden met de oprenting van de oudedagsverplichting met in totaliteit € 16.429. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de (actuariële) oprenting: (minimaal) 20% x (€ 20.751 + € 16.429) = € 7.436. Het totaalbedrag ad € 582.654 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 582.654
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 582.654
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto uitkeringen
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 582.654
.
.
€ 87.398
.
.
€ 58.265
.
€ 436.991
.
.
.
.
€ 211.330
.
€ 436.991
.
€ 648.321

 

Ik merk op dat in de berekeningen alle bedragen voor de nominale waarde in aanmerking zijn genomen. Dan kun je natuurlijk geen zuivere vergelijking maken (zo dat op basis van deze relatief eenvoudige berekeningen al zou kunnen, want in deze rekenvoorbeelden is ook geen rekening gehouden met de belegging van netto dividenden en eventuele netto besparingen). De contante waarde van de netto uitkeringen in dit rekenvoorbeeld zou je op € 201.468 kunnen stellen, zodat het totaal overall uitkomt op € 638.459.

 

3.1.B. Omzetting per 1 januari 2019 + uitkering vanaf AOW-leeftijd

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2019: € 936.432
Fiscale waarde per 1 januari 2019: € 367.995

De DGA zet zijn pensioenaanspraken niet meteen per 1 januari 2017 maar eerst per 1 januari 2019 om in een oudedagsverplichting. De fiscale waarde bedraagt op dat moment € 367.995. De uitkeringen ingevolge de oudedagsverplichting gaan in per 1 januari 2026. Op dat moment is de oudedagsverplichting met het U-rendement opgerent tot € 379.936. Na ingang van de uitkeringen is het U-rendement jaarlijks 0,5%.

 

.
.
Jaar
.
.
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
2037
2038
2039
2040
2041
2042
2043
2044
2045
.
Totaal
Beginstand
oudedags-
verplichting
in €
.
379.936
362.744
345.370
327.814
310.074
292.147
274.03
255.733
237.241
218.558
199.683
180.613
161.348
141.885
122.224
102.363
82.300
62.033
41.562
20.885
.
.
.
Bruto
uitkering
in €
.
18.997
19.092
19.187
19.283
19.380
19.476
19.574
19.672
19.770
19.869
19.968
20.068
20.168
20.269
20.371
20.473
20.575
20.678
20.781
20.885
.
398.540
.
.
Oprenting
in €
.
1.805
1.718
1.631
1.543
1.453
1.363
1.272
1.180
1.087
993
899
803
706
608
509
409
309
207
104
0
.
18.590

 

Verschuldigde loonbelasting
(stel) € 398.540 x 40% (maar maximaal 52%)
.
Totaal netto uitkeringen
(minimaal) € 398.540 – € 159.416
.
€ 159.416
.
.
€ 239.124

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 568.437 vrij. Er dient nu nog wel rekening te worden gehouden met de oprenting van de oudedagsverplichting met in totaliteit € 18.590. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de (actuariële) oprenting: (minimaal) 20% x (€ 20.751 + € 18.590) = € 7.868. Het totaalbedrag ad € 557.715 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 557.715
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 557.715
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto uitkeringen
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 557.715
.
.
€ 83.657
.
.
€ 55.772
.
€ 418.286
.
.
.
.
€ 239.124
.
€ 418.286
.
€ 657.410

 

Ik merk ook bij deze berekening op dat alle bedragen voor de nominale waarde in aanmerking zijn genomen. De contante waarde van de netto uitkeringen in dit rekenvoorbeeld zou je op € 227.964 kunnen stellen, zodat het totaal overall uitkomt op € 646.250.

 

3.2.A. Overlijden DGA nádat de uitkeringen zijn ingegaan

Indien de DGA overlijdt nadat de uitkeringen zijn ingegaan, gaat de uitkering voor de resterende periode over naar zijn erfgenamen (natuurlijk personen). Dus indien de DGA overlijdt na 12 jaar uitkering te hebben ontvangen, worden de resterende 8 jaar aan de erfgenamen uitgekeerd.

Indien sprake is van een (quasi-)wettelijke verdeling (lees: langstlevende testament) gaat de uitkering over naar de partner van de DGA. Indien de erfgenamen van de testamentaire verdeling afwijken, kunnen zij de uitkering naar eigen wens laten toekomen aan die erfgenaam die er het meeste belang bij heeft om de uitkering te ontvangen en daarvoor belast te worden. De DGA kan in zijn testament uiteraard ook zelf reeds een andere verdeling hebben vastgelegd.

 

3.2.B. Overlijden DGA vóórdat de uitkeringen zijn ingegaan

Indien de DGA overlijdt voordat de uitkeringen zijn ingegaan, gaat de uitkering op dat moment in en wordt gedurende 20 jaar uitgekeerd aan zijn erfgenamen (natuurlijk personen).

De erfgenamen kunnen er ook voor kiezen om het ten tijde van overlijden van de DGA met het U-rendement opgerente bedrag van de oudedagsverplichting aan te wenden voor een lijfrente of af te storten naar een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. De uitkeringen moeten vervolgens wel direct ingaan.

 

3.3.A. Omzetting in een oudedagsverplichting + afkoop in 2017

Uitgangspunten:
Commerciële waarde per 1 januari 2017: € 912.398
Fiscale waarde per 1 januari 2017: € 320.751

In dit rekenvoorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de omzetting van het pensioen in eigen beheer in de oudedagsverplichting heeft plaatsgevonden op 1 januari 2017 en dat de afkoop van deze verplichting plaatsvindt op 1 oktober 2017. In 2017 is de (balans)waarde van de oudedagsverplichting licht gestegen als gevolg van de oprenting met het U-rendement van stel 1% voor het gehele jaar. De (balans)waarde van de oudedagsverplichting bedraagt daardoor (€ 320.751 x 1,01^0,75) € 323.154. De korting van 34,5% is uitsluitend van toepassing op het bedrag van de fiscale balanswaarde van het pensioen in eigen beheer op 31 december 2015, te weten € 300.000.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 34,5%) x € 300.000 x 52%
.
Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) 100% x (€ 323.154 – € 300.000) x 52%
.
Totaal loonbelasting
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 323.154 – € 114.220
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 102.180
.
.
€ 12.040
.
€ 114.220
.
.
€ 208.934
.
.

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 591.647 vrij. Er dient nu nog wel rekening te worden gehouden met de oprenting van de oudedagsverplichting met € 2.403. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de (actuariële) oprenting: (minimaal) 20% x (€ 20.751 + € 2.403) = € 4.630. Het totaalbedrag ad € 593.274 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 593.274
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 593.274
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 593.274
.
.
€ 88.991
.
.
€ 59.327
.
€ 444.956
.
.
.
.
€ 208.934
.
€ 444.956
.
€ 653.890

 

3.3.B. Omzetting in een oudedagsverplichting + afkoop in 2018

In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de omzetting van het pensioen in eigen beheer in de oudedagsverplichting heeft plaatsgevonden op 1 januari 2017 en dat de afkoop van deze verplichting plaatsvindt op 1 januari 2018. In de periode tussen 1 januari 2017 en 1 januari 2018 is de (balans)waarde van de oudedagsverplichting licht gestegen als gevolg van de oprenting met het U-rendement van stel 1%. Op 1 januari 2018 is de verplichting derhalve opgerent tot een bedrag van € 323.959. De korting van 25% is uitsluitend van toepassing op het bedrag van de fiscale balanswaarde van het pensioen in eigen beheer op 31 december 2015, te weten € 300.000.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 25%) x € 300.000 x 52%
.
Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) 100% x (€ 323.959 – € 300.000) x 52%
.
Totaal loonbelasting
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 323.959 – € 129.459
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 117.000
.
.
€ 12.459
.
€ 129.459
.
.
€ 194.500
.
.

 

De pensioenverplichting valt in 2017 commercieel met € 591.647 vrij. Er dient nu nog wel rekening te worden gehouden met de oprenting van de oudedagsverplichting met € 3.208. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de (actuariële) oprenting: (minimaal) 20% x (€ 20.751 + € 3.208) = € 4.792. Het totaalbedrag ad € 593.231 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 593.231
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 593.231
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 593.231
.
.
€ 88.985
.
.
€ 59.323
.
€ 444.923
.
.
.
.
€ 194.500
.
€ 444.923
.
€ 639.423

 

3.3.C. Omzetting in een oudedagsverplichting + afkoop in 2019

In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de omzetting van het pensioen in eigen beheer in de oudedagsverplichting heeft plaatsgevonden op 1 januari 2017 en dat de afkoop van deze verplichting plaatsvindt op 1 januari 2019. In de periode tussen 1 januari 2017 en 1 januari 2019 is de (balans)waarde van de oudedagsverplichting verder gestegen als gevolg van de oprenting met het U-rendement van eveneens 1%. Op 1 januari 2019 is de verplichting derhalve opgerent tot een bedrag van € 327.198. De korting van 19,5% is uitsluitend van toepassing op het bedrag van de fiscale balanswaarde van het pensioen in eigen beheer op 31 december 2015, te weten € 300.000.

 

Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) (100% – 19,5%) x € 300.000 x 52%
.
Verschuldigde loonbelasting
(maximaal) 100% x (€ 327.198 – € 300.000) x 52%
.
Totaal loonbelasting
.
Totaal netto afkoopsom
(minimaal) € 327.198 – € 139.723
.
Er is geen revisierente verschuldigd.
.
€ 125.580
.
.
€ 14.143
.
€ 139.723
.
.
€ 187.475
.
.

 

De pensioenverplichting valt in 2017 commercieel met € 591.647 vrij. Er dient nu nog wel rekening te worden gehouden met de oprenting van de oudedagsverplichting met € 6.447. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de (actuariële) oprenting: (minimaal) 20% x (€ 20.751 + € 6.447) = € 5.440. Het totaalbedrag ad € 590.640 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 590.640
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 590.640
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto afkoopsom
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 590.640
.
.
€ 88.596
.
.
€ 59.064
.
€ 442.980
.
.
.
.
€ 187.475
.
€ 442.980
.
€ 630.455

 

3.4. Omzetting per 1 januari 2017 van een ingegaan pensioen 

Uitgangspunten ingegaan pensioen:
DGA: geboren op 1 januari 1949
Bruto pensioenuitkering: € 19.976
Commerciële waarde per 1 januari 2017: € 678.955
Fiscale waarde per 1 januari 2017: € 293.595

De DGA zet zijn pensioenuitkering per 1 januari 2017 om in een oudedagsverplichting. De fiscale waarde bedraagt op dat moment € 293.595. Na omzetting is het U-rendement jaarlijks 0,5%. De 20-jarige uitkeringsperiode wordt gekort met het aantal jaar dat de DGA reeds vanaf de wettelijke AOW-leeftijd pensioen ontvangt. In casu wordt de uitkeringsperiode derhalve met 3 jaar gekort tot 17 jaar.

 

.
.
Jaar
.
.
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
.
Totaal
Beginstand
oudedags-
verplichting
in €
.
293.595
277.706
261.651
245.429
229.038
212.477
195.744
178.839
161.760
144.505
127.074
109.466
91.677
73.709
55.558
37.224
18.705
.
.
.
Bruto
uitkering
in €
.
17.270
17.357
17.443
17.531
17.618
17.706
17.795
17.884
17.973
18.063
18.153
18.244
18.335
18.427
18.519
18.612
18.705
.
305.638
.
.
Oprenting
in €
.
1.382
1.302
1.221
1.139
1.057
874
890
805
719
632
545
456
367
276
185
93
0
.
12.053

 

Verschuldigde loonbelasting
(stel) € 305.638 x 40% (maar maximaal 52%)
.
Totaal netto uitkeringen
(minimaal) € 305.638 – € 122.255
.
€ 122.255
.
.
€ 183.383

 

De pensioenverplichting valt commercieel met € 385.360 vrij. Er dient nu nog wel rekening te worden gehouden met de oprenting van de oudedagsverplichting met in totaliteit € 12.043. Daarnaast is er ook nog de vennootschapsbelastingbesparing vanwege de (actuariële) oprenting: (minimaal) 20% x (€ 13.571 + € 12.043) = € 5.123. Het totaalbedrag ad € 378.440 kan eventueel als dividend worden uitgekeerd.

.
.
Bruto dividend
.
Verschuldigde dividendbelasting
15% x € 378.440
.
Verschuldigde aanmerkelijkbelangheffing (aanvullend)
10% x € 378.440
.
Totaal netto dividend.
.
.
Totaal overall
.
Netto uitkeringen
.
Netto dividend
.
Totaal netto overall
.
.
€ 378.440
.
.
€ 56.766
.
.
€ 37.844
.
€ 283.830
.
.
.
.
€ 183.383
.
€ 283.830
.
€ 467.213

 

Ik merk op dat in de berekeningen alle bedragen voor de nominale waarde in aanmerking zijn genomen. Zie opmerking daarover hiervoor.