Auteur: Jurgen Holtermans


Pensioendeling bij scheiding. Een belangrijk onderwerp dat vaak onvoldoende aandacht krijgt. Zou dat het gevolg zijn van het feit dat pensioen zo ongeveer het laatste echt inhoudelijke onderwerp van het echtscheidingsconvenant is en zodoende pas wordt besproken als partijen er al doorheen zitten? Of dat partijen het financieel belang onvoldoende onderkennen, ondanks dat pensioen naast de eigen woning veelal hun meest waardevolle bezit is. Of ontbreekt het aan adequate kennis van zaken bij advocaten en adviseurs?

Een zorgvuldig advies omtrent pensioendeling bij echtscheiding ontbreekt vaak en houdt meer in dan cliënten er op wijzen dat een formulier moet worden ingevuld en op tijd moet worden ingestuurd. Zo maar enkele vragen en gedachten die bij mij opkomen na het lezen van de laatste evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: Wet VPS) die heeft geleid tot een ingrijpende herziening van de wettelijke regeling rondom pensioendeling bij scheiding. Het roer gaat volledig om.

De Wet VPS is al enkele malen geëvalueerd. De laatste evaluatie uit 2017/2018 heeft ertoe geleid dat de wettelijke regeling rondom het verdelen van pensioen bij scheiding ingrijpend wordt aangepast. Op 10 december 2018 is daartoe het consultatiedocument over de Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 (hierna: Wet PVS 2021) gepubliceerd. Deze wet zal bestaan naast de Wet VPS, omdat de pensioenverdeling bij scheidingen die vóór de inwerkingtreding van de Wet PVS 2021 zijn ingeschreven onverminderd op grond van de Wet VPS worden afgewikkeld. De Wet PVS 2021 zal zodoende uitsluitend van toepassing worden op scheidingen die op of ná 1 januari 2021 worden ingeschreven.

In deze blog ga ik in op de belangrijkste wijzigingen die de Wet PVS 2021 voor de pensioendeling bij scheiding tot gevolg heeft. Maar eerst een kort overzicht van de huidige hoofdregels, met name die ten aanzien waarvan de Wet PVS 2021 in een wijziging voorziet.

Huidige hoofdregels rondom pensioendeling bij scheiding

Verevenen ouderdomspensioen

De hoofdregel in geval van scheiding is dat de tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen bij helfte worden verevend, de standaard verevening. Dit is geregeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (hierna: Wet VPS). Standaard verevening vindt van rechtswege plaats, tenzij bij huwelijkse voorwaarden of bij echtscheidingsconvenant anders is of wordt overeengekomen. Verevening vindt niet plaats indien de vereveningsuitkering op het moment van de scheiding minder bedraagt dan het bedrag van de afkoopgrens (2019: € 484,09).

Het recht op uitkering van het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige heeft een voorwaardelijk karakter. Als de vereveningsgerechtigde overlijdt, vloeit het vereveningsdeel van het pensioen terug naar de vereveningsplichtige. Als de vereveningsplichtige overlijdt, eindigt het recht van de vereveningsgerechtigde op uitkering van het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen. De vereveningsgerechtigde krijgt vanaf dat moment een bijzonder partnerpensioen uitgekeerd, indien een aanspraak op bijzonder partnerpensioen bestaat.

De vereveningsgerechtigde kan het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige rechtstreeks laten uitbetalen door de pensioenuitvoerder. Voorwaarde hiervoor is wel dat binnen twee jaar ná de echtscheidingsdatum het daartoe voorgeschreven meldingsformulier bij de pensioenuitvoerder is ingediend. Als het meldingsformulier niet of niet tijdig bij de pensioenuitvoerder is ingediend, behoudt de vereveningsgerechtigde een recht op uitbetaling jegens de vereveningsplichtige.

Indien sprake is van standaard verevening kan het meldingsformulier eenzijdig worden ondertekend en ingediend door ofwel de vereveningsgerechtigde, ofwel de vereveningsplichtige. In geval van afwijkende afspraken ten aanzien van het vereveningspercentage of de vereveningsperiode, of in geval van volledig uitsluiten van de toepasselijkheid van de Wet VPS moet het meldingsformulier door beide partijen worden ondertekend en ingediend.

De vereveningsuitkering wordt uitbetaald in overeenstemming met de bepalingen in de pensioenovereenkomst. De vereveningsplichtige kan zelfstandig beslissen om de pensioeningangsdatum te vervroegen of uit te stellen. Instemming van de vereveningsgerechtigde is hierbij niet nodig. De vereveningsuitkering wordt in geval van vervroeging of uitstel van de pensioeningangsdatum eveneens eerder of later aan de vereveningsgerechtigde uitgekeerd.

Afsplitsen (bijzonder) partnerpensioen

In geval van echtscheiding, maar ook in geval van ontbinding van het huwelijk ná scheiding van tafel en bed wordt het volledig opgebouwde partnerpensioen voor de gewezen echtgenoot als zelfstandige aanspraak op partnerpensioen afgesplitst en vervolgens ook wel bijzonder partnerpensioen genoemd. Dit is geregeld in art. 57 Pensioenwet (hierna: PW) en voor DGA’s in art. 3a Wet VPS. Sinds 1 januari 2007 geldt art. 57 PW ook voor ongehuwd samenwonende partners, mits de partner kwalificeert als partner in de zin van de pensioenovereenkomst.

De aanspraak op bijzonder partnerpensioen die de gewezen partner als zelfstandige pensioenaanspraak verkrijgt, is gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die de deelnemer zou hebben verkregen, indien de deelneming aan de pensioenovereenkomst op hetzelfde tijdstip zou zijn beëindigd als de partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst. Dit betekent dat er slechts een bijzonder partnerpensioen kan ontstaan, indien sprake is van een partnerpensioen dat op kapitaalbasis wordt opgebouwd. 

De aanspraak op bijzonder partnerpensioen die de gewezen partner verkrijgt, is gelijk aan het volledige tot aan de beëindiging van de partnerrelatie opgebouwde aanspraken op partnerpensioen. Dus ook het partnerpensioen dat is opgebouwd vóórdat de relatie is begonnen. Aan een eventuele nieuwe partner komt telkens toe wat aan aanspraken op partnerpensioen is opgebouwd verminderd met reeds aan een gewezen partner toekomende aanspraak op bijzonder partnerpensioen.

De wet biedt de mogelijkheid om afstand te doen van bijzonder partnerpensioen, of om een andere hoogte van het partnerpensioen af te splitsen als bijzonder partnerpensioen voor de gewezen partner. Afwijkende afspraken omtrent het bijzonder partnerpensioen zijn slechts geldig indien de pensioenuitvoerder deze heeft geaccepteerd, inclusief het dekken van eventueel afwijkende risico’s dan wel het aanpassen van het niveau van de uitkering. Melding van afwijkende afspraken kan niet via het meldingsformulier dat in verband met de verevening van het ouderdomspensioen wordt ingediend maar bij separate brief aan de pensioenuitvoerder. 

Conversie

Een bijzondere mogelijkheid om af te wijken van de standaard verevening is conversie. Om tot conversie over te gaan is de medewerking van beide partijen noodzakelijk. Uit hoofde van de Wet VPS bestaat geen verplichting om aan conversie mee te werken. Naast de wederzijdse medewerking van de gewezen echtgenoten is tevens instemming van de pensioenuitvoerder vereist.

In geval van conversie wordt het recht op uitkering van het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de vereveningsgerechtigde omgezet in een voor de vereveningsgerechtigde eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Dit heeft als voordeel dat de vereveningsgerechtigde zelf het moment van pensioeningang kan bepalen.

Daarnaast is de pensioenuitkering niet meer afhankelijk van het al dan niet in leven zijn van de ander. 

Dit betekent dat indien de vereveningsgerechtigde overlijdt de aanspraak op ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige echtgenoot, of, als het ouderdomspensioen reeds is ingegaan, de pensioenuitkering, niet aanwast. Ter compensatie van het ontbreken van de kans dat het ouderdomspensioen van de vereveningsplichtige aanwast door vooroverlijden van de vereveningsgerechtigde, ontvangt de vereveningsplichtige (in de praktijk vrijwel altijd) een actuarieel conversievoordeel, ten gevolge waarvan de eigen aanspraak op ouderdomspensioen hoger zal zijn dan in geval van verevening.

In geval van overlijden van de vereveningsplichtige behoudt de vereveningsgerechtigde de eigen pensioenaanspraak, of, als het ouderdomspensioen reeds is ingegaan, de eigen pensioenuitkering, zoals deze ten gevolge van de conversie is verkregen.

Consultatiedocument Wet PVS 2021

Conversie wordt de nieuwe standaard

Conversie in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen echtgenoot wordt de nieuwe standaardregeling. Uitgangspunt voor de standaardconversie is dat de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde partnerpensioen worden omgezet in een zelfstandig ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot/geregistreerd partner.

Standaardconversie vindt automatisch plaats

Het indienen van een meldingsformulier is niet meer nodig. De pensioenuitvoerders worden verplicht de pensioenverdeling op basis van standaardconversie uit te voeren, zodra zij uit de basisregistratie personen informatie ontvangen omtrent een scheiding. Standaardconversie vindt automatisch plaats direct nadat de reactieperiode van zes maanden ná de scheiding is verlopen, tenzij de gewezen echtgenoten binnen deze reactieperiode aan de pensioenuitvoerder laten weten dat zij een andere pensioenverdeling zijn overeengekomen. Ten behoeve van uniformiteit vindt de conversie daarbij plaats tegen nog nader vast te stellen uniforme rekenregels.

Indien de gewezen echtgenoten binnen zes maanden ná de scheiding hertrouwen, vindt geen conversie plaats.

Reactieperiode om af te wijken van standaardconversie

Indien de echtgenoten of geregistreerd partners de toepassing van de Wet PVS 2021 hebben uitgesloten of van de standaardconversie afwijkende afspraken hebben gemaakt, zoals een afwijkende verdelingsperiode of een afwijkend verdelingspercentage, dan wel keuze voor verevening, dienen de gewezen echtgenoten of gewezen geregistreerd partners een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de akte huwelijkse voorwaarden of echtscheidingsconvenant aan de pensioenuitvoerder te overleggen. Hiervoor geldt een termijn van zes maanden ná de scheiding.

In geval van standaardconversie is geen instemming van de pensioenuitvoerder vereist; de pensioenuitvoerder moet immers de standaardconversie op grond van de wet verplicht uitvoeren. Indien echter een afwijkende verdelingsperiode of een afwijkend verdelingspercentage wordt overeengekomen, is deze afspraak slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen. Dit is zowel het geval indien wordt gekozen voor conversie als het geval indien wordt gekozen voor verevening.

Indien de gewezen echtgenoten of gewezen geregistreerd partners in geval van conversie een afwijkende verdelingsperiode overeenkomen, geldt deze afwijkende verdelingsperiode zowel voor het ouderdomspensioen als het partnerpensioen. In geval van verevening kan de verdelingsperiode voor het ouderdomspensioen wel afwijken van de verdelingsperiode voor het partnerpensioen.

Verevening als keuzemogelijkheid

De gewezen echtgenoten kunnen desgewenst afwijken van de standaardregeling (conversie) en in plaats daarvan kiezen voor verevening van de aanspraken op ouderdomspensioen en behoud van de afgesplitste aanspraken op bijzonder partnerpensioen. Daarvoor is vereist dat de gewezen echtgenoten gezamenlijk de pensioenuitvoerder binnen zes maanden ná de scheiding schriftelijk omtrent deze keuze informeren, zulks onder overlegging van een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de akte huwelijkse voorwaarden of echtscheidingsconvenant waarin de afwijking van de standaardregeling is overeengekomen. Het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen bestaat dan jegens de pensioenuitvoerder.

In geval van een reeds ingegaan pensioen dient een eventuele afwijking van de standaardregeling binnen twee maanden te worden gemeld. Zo nodig corrigeert de pensioenuitvoerder dan zelf de reeds uitgekeerde pensioenen.

Verevening soms “verplicht” toe te passen

Naast verevening als keuzemogelijkheid vindt in een aantal situaties verevening verplicht plaats. 

Ten eerste is dit het geval indien de scheiding niet in de basisregistratie personen wordt opgenomen, zoals in geval van scheiding van tafel en bed of in geval van een scheiding in het buitenland. Indien de scheiding in dergelijke situaties binnen één jaar ná de scheiding bij de pensioenuitvoerder wordt gemeld, bestaat het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen in deze situaties jegens de pensioenuitvoerder. Wordt de scheiding niet of ná één jaar ná de scheiding bij de pensioenuitvoerder gemeld, dan bestaat het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen uitsluitend jegens de verdelingsplichtige.

Ten tweede vindt verplicht verevening plaats indien sprake is van een buitenlandse pensioenregeling. Het recht op uitbetaling van het deel van het ouderdomspensioen bestaat in deze situatie uitsluitend jegens de verdelingsplichtige.

Voor de volledigheid vermeld ik als derde de vrij zeldzame situatie dat ook in geval van een ná het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd uitgekeerd herberekend arbeidsongeschiktheidspensioen eveneens verplicht verevening plaatsvindt.

Beperktere verdeling van het partnerpensioen

Ook ten aanzien van het partnerpensioen gaat gelden dat slechts de tijdens de relatie (lees: huwelijk, geregistreerd partnerschap of periode van ongehuwd samenwonen) opgebouwde aanspraken op partnerpensioen worden verdeeld. Bovendien verkrijgt de gewezen partner slechts de helft van de tijdens de relatie opgebouwde aanspraken op partnerpensioen.

Hoofdregel voor gewezen echtgenoten en gewezen geregistreerd partners hierbij wordt dus dat de helft van de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraken op partnerpensioen samen met de helft van de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen in de standaardconversie worden begrepen. Afwijkingen ten aanzien van de verdelingsperiode of het verdelingspercentage zijn mogelijk met instemming van de pensioenuitvoerder en worden vervolgens meegenomen in de conversie.

In geval van gewezen ongehuwd samenwonende partners blijven de aanspraken op bijzonder partnerpensioen als zodanig behouden; voor dergelijke gewezen partners geldt de Wet PVS 2021 immers niet en kan geen sprake zijn van (een wettelijk recht op) conversie (of verevening). De gewezen ongehuwd samenwonende partners dienen de beëindiging van hun relatie uitdrukkelijk te melden aan de pensioenuitvoerder. Een dergelijke relatie is immers niet opgenomen in de basisregistratie personen zodat de beëindiging van een dergelijke relatie niet vanuit de basisregistratie personen aan de pensioenuitvoerder wordt doorgegeven.

Uiteraard blijven de aanspraken op bijzonder partnerpensioen als zodanig ook behouden indien gewezen echtgenoten en gewezen geregistreerd partners tijdig hun keuze uitbrengen voor verevening in plaats van (standaard)conversie. Er ontstaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen indien die op het tijdstip van de scheiding minder dan € 2 bedraagt.

Bijzonder partnerpensioen gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner DGA

Thans is het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van een DGA geregeld in art. 3a Wet VPS. Dit wordt voortgezet onder de Wet PVS 2021 in art. 8. Opvallend is evenwel dat in de Wet PVS 2021 wordt bepaald dat de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner in geval van scheiding een aanspraak op bijzonder partnerpensioen verkrijgt dat gelijk is aan het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap door de DGA opgebouwde partnerpensioen.

Dit wijkt dus af van de niet-DGA situatie, waarbij de gewezen partner slechts de helftvan het tijdens de relatie opgebouwde partnerpensioen verkrijgt. De gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA verkrijgt overigens uitsluitend een aanspraak op bijzonder partnerpensioen indien geen sprake is van (standaard)conversie. 

Uit de toelichting wordt niet duidelijk waarom dit verschil is aangebracht en wordt niet onderbouwd waarom voor de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner van de DGA een andere regeling zou behoren te gelden dan voor de gewezen partner van een niet-DGA. Ik houd het voorlopig maar op onbedoelde fouten in de tekst.

Meer mogelijkheden ná conversie

Op de door de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner ná (standaard)conversie verkregen eigen (aanspraken op) ouderdomspensioen is de PW van toepassing. Uitgezonderd zijn slechts art. 58 PW (gelijke behandeling bij toeslagen), alsmede, doch uitsluitend indien de pensioenregeling daarin voorziet, art. 80 PW (waardeoverdracht door pensioenfondsen bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst) en art. 89 PW (bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland bij bereiken pensioendatum op grond van de pensioenovereenkomst).

Dit betekent dat bijvoorbeeld wel alle andere vormen van waardeoverdracht kunnen plaatsvinden en dat uitruil naar een partnerpensioen voor een nieuwe partner mogelijk is, hetgeen een verruiming van de huidige mogelijkheden betekent. Zie het huidige art. 4 PW waarin de artt. 58, 61,71 tot en met 74, 78 tot en met 80 en 85 tot en met 90 PW zijn uitgezonderd.

Ondergrens pensioenverdeling wordt aangepast

Pensioenverdeling vindt niet plaats (op grond van de Wet PVS 2021) indien op het tijdstip van de scheiding het tijdens de huwelijkse periode opgebouwd ouderdomspensioen minder bedraagt dan de wettelijke afkoopgrens (2019: € 484,09). Het maakt hierbij niet uit of de gewezen echtgenoten of gewezen geregistreerd partners de verdelingsperiode oprekken om boven het bedrag van de afkoopgrens te komen. Dit laatste wordt niet in aanmerking genomen voor de beoordeling of wel of niet wordt verdeeld.

Een en ander leidt tot meer pensioenverdeling dan onder de toepassing van de Wet VPS. In de Wet VPS is namelijk bepaald dat verevening (op grond van de wet) niet plaatsvindt, indien op het tijdstip van de scheiding het recht op uitkering van het deel van het ouderdomspensioen dat de vereveningsgerechtigde verkrijgt beneden de wettelijke afkoopgrens ligt (2019: € 484,09). In de Wet VPS wordt dus het resultaat van de pensioenverdeling beoordeeld, terwijl in de Wet PVS 2021 de concrete opbouw tijdens de huwelijkse periode wordt beoordeeld.

Indien aldus geen pensioenverdeling plaatsvindt, ziet dit uitsluitend op het niet verdelen van het ouderdomspensioen. Het partnerpensioen wordt namelijk wel verdeeld, waarbij de gewezen partner dus de helft van het tijdens de relatie opgebouwde partnerpensioen verkrijgt. In een dergelijke situatie zal vrijwel zeker sprake zijn van klein bijzonder partnerpensioen dat eveneens onder de afkoopgrens blijft. Hiervoor wordt een speciaal uitruilrecht geïntroduceerd.

Uitruilrecht klein bijzonder partnerpensioen

De gewezen partner die op of ná 1 januari 2021 aanspraken op bijzonder partnerpensioen verkrijgt die beneden de afkoopgrens blijven, heeft het recht en kan er voor kiezen om deze aanspraken op bijzonder partnerpensioen om te zetten in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Van deze mogelijkheid dient de gewezen partner uiterlijk op de pensioeningangsdatum van het te verkrijgen ouderdomspensioen gebruik te maken.

De pensioenuitvoerder heeft een vergelijkbare mogelijkheid. Die kan binnen één jaar ná de scheiding dergelijke aanspraken op bijzonder partnerpensioen uitruilen in aanspraken op ouderdomspensioen voor de gewezen partner. De gewezen partner dient daar wel mee in te stemmen.

Overgangsregeling bestaand klein bijzonder partnerpensioen

Bij wijze van overgangsregeling kan de pensioenuitvoerder ná inwerkingtreding van de Wet PVS 2021 gedurende twee jaar, derhalve tot 1 januari 2023, de vóór 1 januari 2021 ontstane aanspraken op bijzonder partnerpensioen die beneden de afkoopgrens blijven, uitruilen in aanspraken op ouderdomspensioen voor de gewezen partner, mits de gewezen partner daarmee instemt. 

Conclusie

Met de Wet PVS 2021 beoogt de wetgever te bereiken dat in geval van scheiding de pensioendeling beter wordt geregeld en nagekomen dan onder de Wet VPS en minder afhankelijkheid van de gewezen partners te laten ontstaan. Dit wordt bewerkstelligd door conversie als standaardregeling te introduceren en de conversie door pensioenuitvoerders automatisch en verplicht te laten uitvoeren. Tijdige indiening van een meldingsformulier is niet langer meer een voorwaarde om een uitkeringsrecht jegens de pensioenuitvoerder te verkrijgen, hetgeen een welkome verbetering ten opzichte van de huidige regeling is.

Afwijkingen blijven mogelijk, zodat uiteindelijk hetzelfde palet aan keuzemogelijkheden als onder de Wet VPS blijft bestaan. De reactietermijn om daar invulling aan te geven is weliswaar kort, maar afwijkingen dienen in beginsel reeds vóór de scheiding te zijn overeengekomen. Indien partijen bewust iets anders wensen te regelen dan standaardconversie, zullen zij daar ongetwijfeld tijdig uitvoering aan geven.

Wat blijft is de noodzaak van adequate voorlichting en advisering. Niet alleen ten tijde van de scheiding maar juist ook bij het aangaan van de relatie. Zeker nu de standaardconversie een geheel andere situatie laat ontstaan dan de huidige standaardverevening en afsplitsing van bijzonder partnerpensioen zal in huwelijkse voorwaarden voldoende aandacht aan dit onderwerp dienen te worden gegeven.