Auteur: Jurgen Holtermans
 

Als je in Nederland trouwt, heb je kort samengevat de volgende twee mogelijkheden:

  1. Je gaat met je aanstaande echtgenoot/echtgenote naar de ambtenaar van de burgerlijke stand en spreekt over en weer uit dat je elkaar aanneemt tot wettige echtgenoot/echtgenote en elkaar belooft getrouw alle plichten te zullen vervullen, die door de wet aan de huwelijkse staat worden verbonden. Als jullie allebei “Ja, ik wil” antwoorden, zijn jullie gehuwd en wel in de wettelijke “algehele” gemeenschap van goederen;
  2. Je gaat met je aanstaande echtgenoot/echtgenote eerst naar de notaris en jullie komen huwelijkse voorwaarden overeen. Daarná gaan jullie naar de ambtenaar van de burgerlijke stand. Na het uitspreken van de woorden “Ja, ik wil” zijn jullie gehuwd maar nu buiten de wettelijke gemeenschap van goederen.

In deze blog ga ik in op de belangrijkste verschillen tussen deze twee mogelijkheden en de wijziging van het huwelijksgoederenrecht per 1 januari 2018. Ter afsluiting enkele let-op’s voor ondernemers, ouders en aanstaande echtgenoten.
 

Inhoud van deze blog

Wat maakt het uit?
Een nieuwe regeling
Ondernemers: let op!
Ouders: let op!
Aanstaande echtgenoten: let op!

 

Wat maakt het uit?

Behoorlijk wat, want het verschil is groot. Als je in wettelijke gemeenschap van goederen huwt, betekent dit dat vrijwel al jouw goederen en die van je aanstaande echtgenoot/echtgenote, zowel die welke jullie bij aanvang van jullie huwelijk reeds bezitten als die welke jullie nadien nog verkrijgen, door het uitspreken van de woorden “Ja, ik wil” gemeenschappelijk eigendom worden. Hetzelfde geldt voor vrijwel alle reeds bestaande of nadien ontstane schulden. Daarvoor worden jullie bij helfte draagplichtig en kunnen de (lees: alle) goederen van de ontstane gemeenschap worden uitgewonnen.

Worden alle goederen en schulden gemeenschappelijk? Nou nee, er zijn enkele uitzonderingen, zoals onder uitsluitingsclausule verkregen erfenissen en giften, pensioenrechten en verknochte goederen en schulden.

Hoewel het voor ons Nederlanders misschien heel gewoon is of lijkt, zijn we hierin wel redelijk uniek. Nagenoeg geen enkel ander land kent namelijk een dergelijke wettelijke regeling waarbij ten gevolge van het huwelijk een vrijwel allesomvattende huwelijksgemeenschap ontstaat.

Wil je dit niet? Dan moet je dus naar de notaris. Huwelijkse voorwaarden maken, waarbij koude uitsluiting met een periodiek en/of finaal verrekenbeding het meest vaak voorkomt. Ongeveer een kwart van de aanstaande echtgenoten gaat eerst naar de notaris. Driekwart dus niet en trouwt zodoende als vanzelf in wettelijke gemeenschap van goederen.

Is dat dan zo erg? Nee, maar als je je realiseert dat ongeveer 40% van alle huwelijken in een echtscheiding eindigt, is het misschien wel zinvol om van te voren eens goed na te denken over wat de gevolgen kunnen zijn van de te maken keuze. Maar niet alleen om deze reden luidt het advies om na te denken over het van toepassing wordende huwelijksgoederenregime. Ook als je wellicht in de toekomst gaat ondernemen of als jullie in geldelijke omvang aanzienlijk verschillende vermogens hebben, kunnen huwelijkse voorwaarden een verstandig alternatief zijn om deze vermogens te beschermen. En het mooie is dat je op een later tijdstip je keuze kunt herzien. Huwelijkse voorwaarden kun je wijzigen of zelfs helemaal opheffen. En indien je aanvankelijk in gemeenschap van goederen bent gehuwd, kun je alsnog huwelijkse voorwaarden maken. Hartstikke flexibel dus. En ook fiscaal biedt het niet zelden voordelen om te switchen.
 

Een nieuwe regeling

Desondanks gaat er met ingang van 1 januari 2018 toch het nodige veranderen. Onze unieke gemeenschap van goederen gaat op de schop. Voor huwelijken die vanaf 1 januari 2018 worden gesloten, gaat een nieuwe “beperkte” gemeenschap van goederen gelden. Voor huwelijken die daarvóór zijn of worden gesloten, blijft de huidige “algehele” gemeenschap van goederen gelden (tenzij sprake is van huwelijkse voorwaarden).

De belangrijkste (algemene) wijzigingen zijn de volgende:

  • Vóór-huwelijkse goederen en schulden, erfrechtelijke verkrijgingen en giften (óók zonder uitsluitingsclausule!) vallen niet meer in de huwelijksgemeenschap;
  • Is een goed vóór de huwelijkssluiting reeds gemeenschappelijk eigendom van beide echtgenoten, dan valt dat goed wel in de huwelijksgemeenschap. De exacte eigendomsverhouding vóór het huwelijk speelt daarbij geen rol;
  • Goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen door één van de echtgenoten afzonderlijk dan wel door beide echtgenoten gezamenlijk, vallen eveneens in de huwelijksgemeenschap;
  • Schulden die niet tot de gemeenschap behoren, kunnen op de goederen van de huwelijksgemeenschap worden verhaald, maar slechts tot de helft van de verkoopopbrengst van het uitgewonnen goed; thans geldt nog dat een schuldeiser zich op de gehele verkoopopbrengst kan verhalen. De andere helft van de schuld komt de echtgenoot/schuldenaar toe en valt voortaan buiten de gemeenschap. De echtgenoot van de schuldenaar krijgt het recht om het goed waar een schuldeiser zich op wenst te verhalen, over te nemen tegen betaling van de helft van de waarde van dat goed uit zijn of haar privé vermogen. Maakt de echtgenoot van dit overnamerecht gebruik, dan gaat het overgenomen goed vervolgens tot het privé vermogen van die echtgenoot behoren.

Ondernemers: let op!

Specifiek voor ondernemers gaat gelden dat indien een vóór-huwelijkse onderneming op naam en voor rekening van een personenvennootschap (maatschap of vennootschap onder firma) of een rechtspersoon (BV of NV) wordt uitgeoefend, de gerechtigdheid tot die personenvennootschap of die rechtspersoon buiten de gemeenschap blijft. Is de echtgenoot/ondernemer in overwegende mate bij machte te bepalen dat de winsten van die onderneming hem of haar rechtstreeks of middellijk ten goede komen, dan geldt het volgende. Ten bate van de gemeenschap komt “een redelijke vergoeding voor de kennis, vaardigheden en arbeid die een echtgenoot ten behoeve van die onderneming heeft aangewend, voor zover een dergelijke vergoeding niet al op andere wijze ten bate van beide echtgenoten komt of is gekomen”. Zo, dat is nog eens een verbetering, maar niet heus.

Want hoe moet deze “redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid” worden vastgesteld? Zoals we de laatste tijd vaker hebben gezien, blijft de wetgever het antwoord op deze vraag schuldig. Aldus is zodoende een nieuwe open norm geïntroduceerd, die nader door de rechter zal moeten worden ingevuld met inachtneming van alle feiten en omstandigheden van het geval. Dat dit niet eenvoudig zal zijn, laat zich raden. We kennen een vergelijkbare wettelijke riedel immers ook al in het kader van de (niet-uitgevoerde) periodieke verrekenbedingen. En daarover worden wekelijks uitspraken op rechtspraak.nl gepubliceerd. De werkdruk bij de rechtspraak zal er niet minder door worden, verwacht ik.

Hiermee hebben we ook meteen een zich onder het gras verschuilende adder te pakken. Want de meeste ondernemers realiseren zich wel dat het verstandig is om huwelijkse voorwaarden te maken. Het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke regime kan ondernemers met een vóór-huwelijkse onderneming echter op het verkeerde been zetten. Doordat deze onderneming (dat wil zeggen de gerechtigdheid tot het ondernemingsvermogen) van rechtswege niet langer tot de gemeenschap behoort, kan namelijk de gedachte opkomen dat de onderneming goed is beschermd. Waarom zou je dan nog huwelijkse voorwaarden maken?

Heel simpel. Omdat je geen discussie wilt over de vraag wat “een redelijke vergoeding voor kennis, vaardigheden en arbeid” is. En dat is precies waartoe dit nieuwe wettelijk criterium in geval van echtscheiding leidt. Het is en blijft daarom verstandig(er) om ook vanaf 1 januari 2018, vóórdat je “Ja, ik wil” uitspreekt, naar de notaris te gaan en huwelijkse voorwaarden maakt. Daarin kun je namelijk maatwerk creëren en er voor zorgen dat jij en je aanstaande echtgenoot/echtgenote weten waar jullie aan toe zijn.
 

Ouders: let op!

Ook ouders van huwbare dochters en zonen moeten nu niet denken dat met de nieuwe regeling hun zorgen binnenkort voorbij zijn. Het feit dat erfenissen en giften buiten de gemeenschap blijven, ook als deze tijdens het huwelijk opkomen, is namelijk geen garantie dat het vermogen niet naar de “koude kant” kan gaan. Want dochter- of zoonlief kan immers met haar of zijn aanstaande echtgenoot/echtgenote huwelijkse voorwaarden maken en daarbij bepalen dat erfenissen en schenkingen juist wél tot het te verrekenen vermogen worden gerekend. Aldus kan vrij eenvoudig de nieuwe wettelijke regeling worden omzeild, tenzij de ouders een passende uitsluitingsclausule hebben opgenomen.

Het blijft dus van belang om in je testament of schenkingsakte een uitsluitingsclausule op te nemen, althans indien het je bedoeling als erflater of schenker is om het over te dragen vermogen van je eigen kind te laten blijven. Flexibiliteit is echter ook hierbij vaak het toverwoord, zodat in dergelijke situaties van belang is en blijft om na te denken of de uitsluitingsclausule hard, zacht of ergens daar tussenin moet zijn, zodat onder omstandigheden toch een verrekening kan plaatsvinden. Meestal is dit laatste dan fiscaal gedreven en valt het te verrekenen vermogen niet blijvend in het vermogen van de schoonzoon of -dochter. Kortom, iedereen blij en tevreden.
 

Aanstaande echtgenoten: let op!

Hoewel met de nieuwe wettelijke regeling in het huwelijksvermogensrecht je eigen en je familievermogen al een stuk beter worden beschermd, bieden huwelijkse voorwaarden meer mogelijkheden om zaken te regelen.

  • Denk hierbij onder meer aan:
    Het treffen van een regeling rondom premies ter zake van overlijdensrisicoverzekeringen. In geval van premiesplitsing kan een aanzienlijk bedrag aan erfbelasting worden bespaard. Maar dat moet wel kunnen worden gedragen door het huwelijksvermogensregime. In geval van huwelijkse voorwaarden is dit inmiddels volledig uitgekristalliseerd. Of het ook mogelijk wordt onder toepassing van de nieuwe wettelijke regeling is nog niet duidelijk.
  • Het treffen van een regeling rondom pensioenverevening. Afwijkingen van de standaard verevening bij helfte van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen kun je uitsluitend regelen bij huwelijkse voorwaarden of bij echtscheidingsconvenant. En dat laatste is vaak minder eenvoudig te realiseren.
  • Het treffen van een regeling rondom vergoedingsrechten. Sinds 1 januari 2012 geldt daarbij de beleggingsleer. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met een eventuele waardestijging of waardedaling van het goed, waarin met privégeld van de andere echtgenoot is geïnvesteerd. Dit is niet altijd wenselijk. Bij huwelijkse voorwaarden kun je daar andere afspraken over maken, zodat bijvoorbeeld wordt uitgegaan van de nominaliteitsleer. Dit betekent dat de echtgenoot wiens geld is geïnvesteerd recht heeft op teruggave van het nominale (lees: het destijds geïnvesteerde) bedrag.

Er zijn uiteraard nog veel meer zaken die je bij uitstek in je huwelijkse voorwaarden kunt regelen. En zoals vaak het geval is bij financieel juridische dienstverlening is dit maatwerk. Zie deze drie voorbeelden dus vooral als een uitnodiging om na te denken over je eigen situatie, je te laten informeren en adviseren en zo nodig tijdig gepaste actie te ondernemen.

Veel succes daarmee!