Dan wil je vast wel weten hoe je deze heffing kunt beperken

 
Auteurs: Jurgen Holtermans en Marc Plattel

 
Op 1 januari 2017 is de nieuwe systematiek voor het bepalen van het forfaitair rendement uit je spaargeld en beleggingen in werking getreden. In zijn blog van oktober 2016 (Box 3. Een pretbox waar de lol inmiddels wel van af is?) ging Marc daar reeds uitgebreid op in.

Wat bedoeld is als tegemoetkoming en een betere op in de realiteit te behalen rendementen aansluitende belastingheffing, pakt in de praktijk voor veel belastingplichtigen juist uit als een verzwaring van de belastingheffing over spaargeld en beleggingen.

Tot en met (1 januari) 2016 gold een vast forfaitair rendement van 4% over je box 3 vermogen (waarde in het economisch verkeer van je bezittingen minus je schulden, met hier en daar een uitzondering). Dit forfaitair rendement werd belast tegen het tarief van 30% en dat leidde tot de bekende 1,2% heffing over je box 3 vermogen.

Vanaf 1 januari 2017 is echter, net zoals in box 1, een progressieve heffing ingevoerd. Het tarief is weliswaar ongewijzigd 30% gebleven maar naar mate je meer vermogen hebt, neemt het forfaitair rendement toe. De gedachte daarachter is dat als je meer vermogen hebt, je geacht wordt niet uitsluitend te sparen maar je vermogen meer gespreid en ook met meer risico te beleggen. En wat blijkt? Dat doen de meeste mensen dus niet! Onderzoek door Tilburg University leert dat meer dan driekwart van de mensen (nog steeds) niet durft te beleggen. Terwijl dit wel nodig is om (op langere termijn) een hoger rendement te behalen.

Kleine spaarders gaan er in het nieuwe systeem weliswaar iets op vooruit – de eerste EUR 25.000 per belastingplichtige (bij fiscale partners dus in totaal € 50.000, mits je jullie vermogen correct in de aangifte verdeelt!) zijn vrijgesteld en over de volgende EUR 75.000 bedraagt de box 3 heffing 0,86% – maar als je een beetje hebt doorgespaard of anderszins vermogen in box 3 hebt verkregen, ga je voortaan toch echt meer belasting betalen. En als je dan je vermogen nog steeds op een (internet)spaarrekening hebt staan, kost het je dus nog meer dan voorheen. Boven EUR 100.000 bedraagt de box 3 heffing voortaan 1,38% en boven EUR 1.000.000 zelfs 1,62%! Terwijl de spaarrente afgerond bijna nihil is. Kortom, je moet wel iets gaan doen, want anders blijft van je spaargeld weinig over. Of je nu een kleine of een grote spaarder bent.

De afgelopen periode hebben diverse belastingplichtigen via de rechter geprobeerd de onrechtvaardigheid van dit systeem aan te tonen. Zij hebben in geen enkel geval het gelijk aan hun zijde gekregen. Zaak om deze heilloze weg niet langer te bewandelen en in deze blog te bezien welke mogelijkheden er wél zijn om de box 3 heffing te beperken en misschien wel helemaal te voorkomen. Door daarover nu alvast na te denken, kun je tijdig actie ondernemen vóór de aankomende peildatum 1 januari 2018.

 

Inhoud van deze blog

Switchen van box
Box 1
Box 2
Switch op tijd
Voorkom zinloze acties …
… maar benut de uitzonderingen op de regel
De open deur

 

Switchen van box

Welke mogelijkheden zijn er om de box 3 heffing te beperken? Misschien wel de meest voor de hand liggende oplossing is: van box switchen. Hoe simpel kan het zijn.

Hoe doe je dat?

 

Box 1

Je kunt switchen naar box 1, waarbij met name de terbeschikkingstellingsregeling een voor de hand liggende oplossing kan zijn. Dat is in de praktijk wel iets lastiger in de uitvoering, omdat het zich minder eenvoudig laat sturen. Dan heb je namelijk een B.V. nodig of, kort gezegd, een partner of een familielid met een zelfstandige onderneming. In box 1 geldt dat het werkelijk rendement wordt belast tegen het progressieve box 1 tarief, derhalve oplopend tot 52%. Je krijgt overigens nog een aftrek van 12% (!), de zogenoemde TBS-vrijstelling, zodat de effectieve belastingdruk in box 1 zich tussen iets meer dan 35% en iets minder dan 46% bevindt. Leen je aan je eigen B.V. uit, dan is de door B.V. aan jou betaalde rente aftrekbaar van de winst. Uiteraard is door de B.V. behaald rendement bij de B.V. belast, zodat een en ander bij de B.V. saldeert.

Een andere manier om te switchen naar box 1 is om je hypotheek op je eigen woning af te lossen met spaargeld uit box 3. Ook al bevindt de hypotheekrente zich op een historisch laag niveau, de netto rentelast van je hypotheek kost meestal toch meer dan de netto renteopbrengst van je spaargeld.

 

Box 2

Je kunt je vermogen ook in box 2 onder brengen. Dat kan op verschillende manieren, waarbij je kunt denken aan:

  • Een B.V.
  • Een open fonds voor gemene rekening (ideaal voor beleggingen)
  • Een open commanditaire vennootschap (ideaal voor vastgoed)

Klinkt misschien allemaal ingewikkeld, maar dat valt in de praktijk dus reuze mee. We geven toe, als je nog geen B.V. hebt, zal je daarvoor naar de notaris moeten. Maar een open fonds voor gemene rekening of een open commanditaire vennootschap kun je vrij eenvoudig zelf regelen. En als je daarvoor toch (advies)kosten moet maken, dan heb je die in no-time terugverdiend.

Het voordeel van box 2 is dat net als in box 1 het werkelijke rendement wordt belast. Allereerst met 20% (tot maximaal 25%) vennootschapsbelasting bij de B.V., het open fonds voor gemene rekening of de open commanditaire vennootschap. En bij uitkering of verkoop nog eens 25% aanmerkelijk belangheffing. Bij elkaar komt dat neer op een effectieve belastingdruk van zo’n 40% over het werkelijk rendement. Dus als je onverminderd blijft sparen tegen een rente van zo ongeveer nihil, ben je ook nauwelijks belasting verschuldigd. Scheelt ieder jaar een behoorlijke slok op een borrel.

 

Switch op tijd

Als je van box gaat switchen moet je dat niet net rondom de peildatum 1 januari doen, althans niet even snel uit box 3 en dan weer vlug terug. Want als je te kort achter elkaar er uit en er weer in gaat, krijg je te maken met de anti-box-hop-bepaling. Dat wil je niet, want dan wordt je namelijk én in box 1 of box 2 belast voor het werkelijk rendement én in box 3 voor het forfaitair rendement. Dubbele heffing dus. De wettelijk veilige wachttijd is ten minste zes maanden. Dus als je op 30 december uit box 3 gaat, moet je veiligheidshalve tot 1 juli van het daaropvolgende jaar wachten voordat je weer naar box 3 kunt terugkeren. In beginsel is 1 april ook voldoende, maar dan geldt wel als voorwaarde dat je aannemelijk kunt maken dat aan het box-hoppen zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Veiliger is dus zes maanden wachten.

Voor vrijgestelde beleggingsinstellingen geldt overigens een nog langere periode, namelijk achttien maanden, maar aangezien de niet-professionele vrijgestelde beleggingsinstelling nauwelijks meer interessant is om met je vrij vermogen in box 3 op te zetten, laten we dat verder onbesproken.

 

Voorkom zinloze acties …

Wat niet helpt, is serieuze betalingen net vóór de peildatum uitvoeren, tenzij je investeert in vrijgestelde bezittingen, zoals een televisie, een auto of kunst, of consumptief besteedt, zoals bijvoorbeeld een (kerst)vakantie, of een verbouwing van je huis. Want anders los je simpelweg een schuld af of kom je een andere verplichting na, die als zodanig je box 3 vermogen toch al verminderde.

 

… maar benut de uitzonderingen op de regel

Geen fiscale regel zonder uitzonderingen. Zo ook hierbij. De uitzonderingen in dit kader zijn je fiscale verplichtingen; deze komen namelijk niet in mindering op je box 3 vermogen (met als tegenhanger dat vorderingen op de Belastingdienst geen bezittingen zijn). En geen fiscale regel zonder uitzonderingen op de uitzonderingen. De uitzonderingen op de uitzonderingen zijn de (te verwachten) aanslagen erfbelasting. Daarnaast geldt dat als je een belastingschuld niet vóór 31 december hebt kunnen betalen omdat je nog geen (nadere) voorlopige aanslag hebt ontvangen terwijl je daar wel tijdig om hebt verzocht, je deze materiële belastingschuld wél als schuld in box 3 in aanmerking mag nemen. Het verzoek voor een (nadere) voorlopige aanslag moet je dan wel schriftelijk of digitaal uiterlijk acht weken vóór het einde van het kalenderjaar hebben ingediend, of je moet je aangifte uiterlijk dertien weken vóór het einde van het kalenderjaar hebben ingediend.

Varianten op dit thema zijn er ook. Zo kun je een (te) hoge voorlopige aanslag aanvragen, want, zoals we hiervoor reeds vermeldden, een vordering op de Belastingdienst is geen bezitting. Een andere variant is om je fiscale verplichtingen te laten overnemen door je B.V. Een schuld aan je B.V. wordt namelijk wel als zodanig in box 3 in aanmerking genomen. De Belastingdienst gaat niet als vanzelf akkoord met een dergelijke schuldoverneming, maar de Hoge Raad heeft onlangs beslist dat dit geen belemmering vormt.

 

De open deur

Als je de heffing van box 3 wilt beperken volgt uit het voorgaande dat daarvoor verschillende relatief eenvoudige mogelijkheden voor handen zijn. Naast de mogelijkheden die we noemden, zijn er ongetwijfeld nog meer te bedenken. En over de mogelijkheden die we noemden is ook nog veel meer te zeggen. Maar we beogen niet met deze blog een limitatieve opsomming of beschrijving te geven.

Want, en daar komt de open deur, de oplossing voor jou en welke mogelijkheid te benutten, is afhankelijk van je persoonlijke situatie, waarbij het daadwerkelijk behaalde rendement op de gelden die je nu nog in box 3 aanhoudt en de beleggingsrisico’s die je bereid bent te nemen tevens een belangrijke rol speelt.

Kortom, het is en blijft maatwerk. Maar waar een wil is om belasting te besparen, is een weg! Graag stippelen we met jou de voor jou best passende route uit. Neem dus gerust met ons of één van onze collega’s contact op voor het maken van een afspraak.